King of the Hill

Als regisseur van bijna dertig langspeelfilms in vijfentwintig jaar tijd – Terrence Malick kwam daar nét niet aan – heeft Steven Soderbergh altijd verrassend vlot heen en weer kunnen springen tussen obscure arthouse (Schizopolis, The Girlfriend Experience), iets toegankelijkere indie-cinema (Sex, Lies and Videotape, Che), en volbloed publieksfilms (de Ocean’s-trilogie, Traffic). Toch hebben zelfs die kassuccessen iets typisch tegendraads over zich, iets dat hen onderscheidt van andere crowdpleasers, iets dat je het idee geeft dat alleen Soderbergh ze had kunnen maken: zo was Ocean’s Eleven in de eerste plaats een volbloed stijloefening zoals ze die in Hollywood nog maar zelden maken (en wat voor een stijloefening!), en had Traffic een verrassend on-Amerikaanse look voor een Oscarwinnaar. Slechts per uitzondering – en waarschijnlijk ook een beetje per ongeluk – heeft Soderbergh een film gemaakt waarop hij zijn eigen stempel niet of te weinig heeft kunnen drukken. Ik durf zeggen dat Erin Brockovich er zo eentje is, en, bovenal, deze King of the Hill.

Niet dat King of the Hill een groot succes was aan de box office, integendeel: na Sex, Lies and Videotape en Kafka had Soderbergh de reputatie van een eigenzinnige, independent filmmaker, en het publiek bleef dan ook weg bij zijn derde langspeelfilm, ook al waren de kritieken grotendeels positief. King of the Hill biedt nochtans het type underdogplot waar ze in de VS doorgaans plat voor gaan: hoofdpersonage is Aaron (Jesse Bradford), een jongen van een jaar of twaalf, die het moet zien te rooien in het Missouri van de vroege jaren ’30. Amerika zit dan midden in de Grote Depressie, en dat zal Aaron geweten hebben; bij gebrek aan beter woont zijn familie in een afgeleefd hotelletje, waarvan ze de rekening amper kunnen betalen, en moet hij voortdurend op zoek naar smoezen waarmee hij zijn armoede kan verbergen voor zijn leerkracht en klasgenoten. De situatie dreigt uit de hand te lopen wanneer Aarons kleine broertje Sullivan (Cameron Boyd) door hun weinig hartelijke vader (Jeroen Krabbé) naar hun oom wordt gestuurd, hun moeder (Lisa Eichhorn) met tuberculose in een sanatorium belandt, en zijn vader zelf op trot moet voor zijn nieuwe job als vertegenwoordiger: Aaron moet het dus maar op zijn eentje zien te rooien.

Geef toe: het is niet meteen het type film dat je zelf zou verwachten van de regisseur die drie jaar eerder de Gouden Palm won voor een film over seksuele ontboezemingen, en vervolgens een gefictionaliseerde biopic over Franz Kafka afleverde. Soderbergh zou Soderbergh echter niet zijn als hij niet steeds iets compleet anders wilde doen, en dus maakt hij van King of the Hill een heuse period picture. En dat zal je geweten hebben: King of the Hill baadt in de vale bruine en gele kleuren die vrijwel elke kleurenfilm over de Depressie kenmerken (zie ook: Bonnie and Clyde, Of Mice and Men en vooral het digitaal bijgekleurde O Brother, Where Art Thou?) en de decors, kostuums en rekwisieten ademen de sfeer van het Amerika van de jaren ’30 uit. Alle details, van de knikkers en de retro frisdrank in glazen flesjes over de auto’s tot de petjes die de personages dragen, kloppen dan ook perfect, maar dat reduceert de film ook wel een beetje tot, nu ja, een film over de Depressie.

Bovendien onderneemt Steven Soderbergh ook op stilistisch vlak weinig om zijn film van andere, gelijkaardige drama’s te onderscheiden. In het gros van zijn oeuvre heeft de Amerikaanse snelfilmer zich vooral heel nadrukkelijk laten gelden in een erg opvallende en snedige montage, maar hier plooit Soderbergh zich naar het soort continuïteitsmontage zoals dat standaard is in Hollywooddrama’s, en ook wat betreft cameravoering hangt hij een meer klassieke en ‘onzichtbare’ stijl aan dan we van hem gewoon zijn (een occasionele dutch tilt, waarbij de camera scheef wordt gehouden, niet te na gesproken). De man beschikt over meer dan voldoende vakmanschap om die stijl tot in de finesses te beheersen, maar hij kan niet vermijden dat zijn film op die manier ook wel een tikkeltje (te) braaf wordt.

Dat komt vooral omdat zijn film op die manier erg afhankelijk wordt van het coming of age-verhaaltje dat het vertelt. Die plot, die gebaseerd is op het autobiografische relaas van Aaron Edward Hochtner, is gelukkig boeiend genoeg om de film te dragen – en dat is geen sinecure, want er is, zeker gedurende de eerste helft, geen duidelijke spanningsboog aanwezig – maar snijdt niet diep genoeg opdat King of the Hill een blijvende indruk zou achterlaten. Saai of overdreven clichématig wordt het, op het nogal vlakke personage van Jeroen Krabbé na, nooit, en de film bevat veel sterke momenten, maar het scenario kampt nu en dan ook een beetje met een gebrek aan fantasie en weet je te zelden echt te raken.

De film werkt dan ook het best als karakterschets: dat komt enerzijds doordat de gebeurtenissen volledig vanuit Aarons perspectief worden verteld, maar ook en vooral door de ongelooflijke rol van Jesse Bradford. Die ziet er in King of the Hill nog verrassend jong uit – zeker als je bedenkt dat hij drie jaar later toch al bijna uit zijn tienerjaren lijkt gegroeid in zijn rol als Balthasar in Romeo + Juliet – maar legt in zijn prestatie dezelfde maturiteit en vastberadenheid als Aaron aan de dag legt in het verhaal zelf. In de bijrollen herkent u trouwens een twintigjarige Adrien Brody als een kleine crimineel naar wie Aaron opkijkt, en een piepjonge Katherine Heigl als een meisje uit Aarons klas.

We zouden King of the Hill, toch één van de meer obscure titels uit Soderberghs curriculum, zeker niet willen afdoen als een onbeig tussendoortje: daarvoor zit de plot te goed in elkaar en heeft hij die nu eenmaal te vakkundig naar het scherm vertaald. Maar verdorie, van Steven Soderbergh verwachten wij toch net dat tikkeltje eigenzinnigheid en inventiviteit dat van hem meer maakt dan andere regisseurs, en van zijn films verwachten wij een eigen smoel, die hen boven andere genreprenten doet uitstijgen. Misschien had King of the Hill dan wel eens een heel knap hoofdstuk uit ’s mans carrière kunnen worden.

Met:
Jesse Bradford, Jeroen Krabbé, Adrien Brody, Lisa Eichhorn, Spalding Grey, Cameron Boyd
Regie:
Steven Soderbergh
Duur:
103 min.
1993
VS
Scenario:
Steven Soderbergh

verwant

Blonde

De nieuwe (fictieve) biopic over Marilyn Monroe krijgt een...

See How They Run

Aan het begin van See How They Run doet...

The French Dispatch

Als er één regisseur is die erin slaagde om...

The Laundromat

Hoewel Steven Soderbergh de afgelopen jaren al een paar...

Logan Lucky

Steven Soderbergh is zoals velen bijna geobsedeerd door Channing...

aanraders

Madeleine Collins

Regisseur Antoine Barraud is geen grote naam in het...

Belfast

Naar eigen zeggen had Kenneth Branagh al jaren plannen...

Blaze

Hoewel hij vooral bekendheid geniet als een acteur...

recent

David Bowie :: EART HL I NG

Beste album ooit !

test

Sparklehorse :: Bird Machine

We dachten dat het nooit meer zou gebeuren, maar...

Nicolas Barral :: Als de fado weerklinkt

De periode Salazar is een donkere bladzijde in de...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in