We dachten dat het nooit meer zou gebeuren, maar kijk. Dertien jaar na het bruuske einde van Sparklehorse, het eenmansproject van Mark Linkous, ligt daar gewoon het “nieuwe album” klaar. Wat natuurlijk onzin is. Niet Bird Machine zelf, maar wel dat deze plaat gewoon, nieuw en normaal zou kunnen zijn.
Aan deze langspeler en aan het verhaal van Sparklehorse is immers niets normaals. Sinds Linkous op 6 maart 2010 een steegje inliep en een einde aan zijn eigen leven maakte, kan dat ook niet. Noch voor zijn familie, noch voor de kleine, maar hechte gemeenschap van fans die zich warmde aan zijn unieke oeuvre. Bird Machine is: er het beste van maken, in de wetenschap dat het in al die tragiek niet anders kan. Postume releases, het is dan ook een van de moeilijkste soort albums dat er is. Voor de familieleden, die zich over het muzikale nalatenschap moeten buigen. Voor de fans, die altijd op meer muziek hopen waarvan ze zelf ook wel weten dat die nooit meer zal komen. Voor de recensent, die moet beoordelen terwijl dat gewoonweg niet gaat en je je ook maar afvraagt wat je nu in godsnaam moet schrijven. Zeker bij zelfdoding, zoals in het geval van Linkous.
Daarbovenop zal het waarschijnlijk de eerste en laatste keer zijn dat we ooit een nieuwe Sparklehorsealbum te horen en te bespreken krijgen. En we spelen open kaart: Sparklehorse heeft ons leven veranderd. Debuut Vivadixiesubmarinetransmissionplot kwam ooit binnen als een bliksem, ironisch genoeg net door de zelfdoding van Linkous die een schokgolf door de indiemuziek deed gaan. Heel even stond de ster van Linkous weer helder aan de hemel en herinnerende iedereen zich plots weer wat voor unieke muzikant en songschrijver hij was. Waarna alles weer bij het oude bleef, een nieuw decennium aanbrak en de muziek van Sparklehorse verder de vergetelheid in sukkelde. Een harde kern van fans bleef over, alsook de mooie documentaire The Sad And Beautiful World Of Sparklehorse (2016).
Voor zijn dood had Linkous er ook al geen al te best decennium opzitten. Het begon nochtans goed, met het geprezen It’s A Wonderful Life in 2001, maar daarna ging het weer bergaf langsheen depressies, verslavingen en weinig muzikale output. Vlak voor zijn overlijden waren er nochtans geruchten over een nieuwe plaat en foto’s met legende Steve Albini in zijn Electrical Audio studio. Jarenlang vroegen fans zich af of dat materiaal ooit het daglicht zou zien of niet. Het antwoord ligt er nu in de vorm van Bird Machine: ja, Linkous was ten tijde van zijn dood goed op weg naar nieuw werk en ja, dat album ziet nu eindelijk het leven. Het heeft alleen even geduurd. Eerst om in de wirwar van demotapes van notoir sloddervos Linkous de songs en titels voor dat album terug te vinden, en dan om Bird Machine samen te stellen en af werken. En, misschien wel het belangrijkste, finaal de knoop door te hakken het resultaat inderdaad uit te brengen – emotioneel geen makkelijke stap voor de familie Linkous.
Wat helpt in het dubbelzinnige postume proces: alles aan Bird Machine ademt sereniteit. Er zijn de bescheiden promocampagne, de spierwitte vormgeving zonder dramatisch fotomateriaal en de schaarse, maar eerlijke interviews met broer Matt Linkous. Samen met zijn vrouw Melissa leidde hij alles in goede banen, om zijn broer het afscheid te gunnen dat er nooit geweest is. En bovenal: dit is echt een album, echt een Sparklehorseplaat, en nog een goeie ook. Op die manier leunt Bird Machine wat aan bij From A Basement On The Hill, de quasi afgewerkte en semi-briljante postume plaat van Elliott Smith.
Bird Machine begint nochtans twijfelachtig, met de middelmatige rocker “It Will Never Stop”. Blijkbaar wilde Mark Linkous een soort poppy Buddy-Holly-achtige richting uit met dit album, aldus zijn broer. Akkoord, maar geef ons toch maar hoe de verschroeiende punk waarmee “Pig” ooit Good Morning Spider opende, of later op Bird Machine het rechttoe-rechtaan “I Fucked It Up”. “Kind Ghosts” is daarna gelukkig pure schoonheid, gekenmerkt door de knisperende zachtheid waar Sparklehorse zo goed in was. Het voelt als een goede vriend na jaren terugzien en merken dat er niets veranderd is. “ Where were you/ My kind ghosts/ When I needed you”, zingt Linkous. Tekstueel zitten we dus op vertrouwd terrein, en ook de bruuske overgang na de stuiterende opener zijn vintage Sparklehorse (de volgorde van de nummers lag al deels vast bij Linkous’ dood).
Bird Machine zou ook in 2010 geen breuk geweest zijn met de verdwaasde droomwereld die Sparklehorse in de vijftien jaar daarvoor had opgebouwd. Spookjes en konijntjes huppelen rond terwijl Linkous’ kop vol zit met chaos en spinrag. Niet alle geluidjes kan je thuisbrengen, maar ze zijn wel altijd mooi. “Evening Star Supercharger”, “Everybody’s Gone To Sleep” en “O Child”, een pianonummer omzwachteld in knisperende elektronica, liggen ook in dat vertrouwde hoekje van het gras te soezen. Op de jaren ’90-platen van Sparklehorse waren ze misschien wat bleek uitgevallen, maar ze hadden niet misstaan op een echt goeie Dreamt For Light Years In The Belly Of A Mountain (2006), zijn laatste reguliere worp waar altijd meer heeft ingezeten dan het uiteindelijk geworden is.
Het is dan ook jammer dat Bird Machine halverwege toch even de middelmatigheid in duikelt. “Hello Lord” en “Daddy’s Gone” bedekken we dan maar met een mantel vol liefde voor Linkous en zijn vele prachtnummers. “Listening To The Higsons”, een zeldzame cover, had ondanks het stevige tempo toch een weerhaakje kunnen gebruiken om onze aandacht echt vast te houden. De King of Nails haalt overigens maar een paar keer echt zijn motor van stal, en zelfs dan wordt het nooit echt gevaarlijk. Op “Chaos Of The Universe” valt inderdaad op hoe rechttoe rechtaan Linkous de song laat klinken – hij die altijd overal stoorzenders verstopte op plekken die je niet zag aankomen. Het is een goed nummer, nogmaals het bewijs dat Sparklehorse het wel kon maar gewoon niet wilde of er te koppig voor was.
De echte klompjes zachtjes fonkelend goud zitten aan het einde van Bird Machine. Sparklehorse was altijd de meester van de kleine schoonheid (“Junebug”, “Saturday”) en bewijst dat hier nogmaals. “The Scull Of Lucia” heeft vier lome minuten lang geen zin om uit bed te komen, want daarbuiten is de koude kille wereld. Liever bloeit een refrein verlegen open (met de hulp van Jason Lytle van Grandaddy). Op de achtergrond klinken belletjes en huilt een transistorradio, naast een heleboel andere nauwelijks verstaanbare dingen die gebeuren. Het boekje had het niet beter kunnen omschrijven dan “Mark Linkous: vocals, pling plong”. Het leven is voor eventjes perfect. Je geniet van die typische Sparklehorsesound. Tot daar weer even die gedachte voorbijflitst dat dit misschien wel de laatste keer is dat we een unieke song als deze voor de eerste keer gaan horen, en de inherente tragiek van Bird Machine binnen sijpelt. “Blue” is daarna nauwelijks meer dan een gitaartokkel die met zijn minuut en twintig seconden toch onmisbaar is. Het nummer is onaf, maar juist daarin zit de schoonheid verscholen, zoals zo vaak het geval is bij Sparklehorse.
Eindigen doet het album met niemendalletje “Stay”, en het is misschien wel het mooiste moment van heel Bird Machine. Boven een sobere piano en gitaar fluistert Linkous ons “ Stay/ Stay for the day/ Oh, it’s gonna get brighter/ Stay for the day”, en je gelooft hem. Het is eens aanmoediging, of een wens, om het nog een dag langer uit te houden. En dan nog een. En nog een. In het licht van wat komen zou, is “Stay” verpletterend mooi en tragisch tegelijkertijd. Pakkender had de plaat niet kunnen eindigen. Alleen al deze song rechtvaardigt het om Bird Machine alsnog, zelfs dertien jaar na Linkous’ dood, uit te brengen.
En dan zit Bird Machine, al bij al een korte en toegankelijke Sparklehorseplaat, er alweer op. Nergens is het album een voorafschaduwing van Linkous’ dood. Nergens zie je, zoals dat bij de postume nummers van een Elliott Smith of een Nick Drake soms wel het geval was, de carcrash bij wijze van spreken al aankomen. Deze verzameling songs had eender wanneer tussen 2001 en 2009 kunnen uitkomen en niet vreemd, laat staan slecht of uitzonderlijk donker, geklonken. In die zin is Bird Machine inderdaad een gewoon album, een logische verderzetting in de trend van It’s A Wonderful Life en Belly of A Mountain, maar dan wel eentje met een lange en donkere schaduw. Wat Bird Machine dan wel in wezen is? Een mooiere afsluiting van het Sparklehorseverhaal en van het leven van Linkous dan Belly Of A Mountain of de losse eindjes en samenwerkingen als In The Fishtank (met Fennesz) en Dark Night Of The Soul (Met David Lynch en Danger Mouse). Fans van Linkous kunnen – neen, moeten – dit album dan ook blindelings aanschaffen. En voor leken kan het een fijne introductie zijn tot de trieste maar wondere wereld van Sparklehorse.
Bird Machine doet wat niemand nog mogelijk achtte: de ster van Sparklehorse nog een laatste keer doen schitteren aan de hemel.
Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kan je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be