Met het puike Mr. Beast trad Mogwai afgelopen lente terug op het voorplan. Een afsluitende spot op het Dominofestival bevestigde dit en ook op Werchter triomfeerde de band. Driemaal blijkt echter geen scheepsrecht, want bij zijn passage in het Cirque Royale had het beest nauwelijks nog tandjes en bleef het braaf aan de leiband.
De boodschap was een half jaar geleden duidelijk: Mogwai was terug en zou weer rocken. Dat deed de band op Mr. Beast, dat bepaald snedige momenten kent, en bij de passages in de AB en de Marquee van Werchter. En nu zou de band dat met een straffe lichtshow nog eens doen op een tour langs grotere zalen. Wat er tegenzat zullen we waarschijnlijk nooit weten, maar het wilde niet echt lukken woensdagavond.
Het pompeuze Cirque Royale past de groep dan ook als een ovenwant: lomp en ongemakkelijk. Mogwai functioneert nog altijd beter in een lompe bunker waar het ongegeneerd lawaai mag maken; deze groep mist het kunstzinnige randje dat Sigur Rós er wel op zijn plaats brengt. En dus begint Mogwai er voorzichtig aan met een langzaam opgebouwd "Xmas Steps": groepslid na groepslid neemt zijn plaats in om uiteindelijk in bruut geweld uit te barsten, zoals we dat van deze postrockband gewoon zijn.
Toch wordt meteen behoorlijk gas teruggenomen. "Friend Of The Night" krijgt een routineuze uitvoering, en het blijft het volgende half uur kabbelen: dit is de Mogwai van Rock Action en Happy Songs For Happy People, ingetogen en bedachtzaam. Het is de meest fragiele versie van de groep: wanneer de vonk maar niet wil ontvlammen — zoals vanavond — dan valt het kaartenhuisje bij momenten in elkaar.
Dat trage blokje blijkt de wel erg lange aanloop naar — dan toch — een hoopje teringherrie, waar de Schotten zo geliefd om zijn. "Glasgow Mega Snake" gloeit rood op, maar wil niet echt schroeien, een modderig en log "We’re No Here" sluit de set af. Neen, dit was niet goed: Mogwai was vanavond routineus en onverschillig.
Een nummer uit de soundtrack voor een film over Zidane opent de biswerkzaamheden. Rustig en melancholisch; het past het ongetwijfeld uitstekend bij de scène waarin de jonge Zinedine eenzaam balletjes staat te trappen in de regen, nadat zijn vriendjes hem hebben uitgelachen. Of zoiets. Het is niet meer dan de opmaat naar het eenzame hoogtepunt van de avond.
"My Father My King" is echter too little, too late: we krijgen een loepzuivere versie van de dreunende hymne: drums galmen als echoden ze door een Alpenvallei, gitaren gieren, stroboscopen zetten de boel nog wat kracht bij. In een traditionele wolk van zuiverende feedback verdwijnt de band, terwijl een eenzame Stuart Braithwaite onder dat alles nog even dat melodietje uit zijn snaren tovert.
Terwijl de noise zijn helende werking door je botten jaagt, valt het plots op hoe de imposante lichtstellage ook Mogwai’s symbool verbeeldt: een ineengestrengelde MYT — Mogwai Young Team, naar hun debuut — als een kruising tussen een Japans karakter en een heidense rune. Helaas is Mogwai al even geen Young Team meer, maar een stel bezadigde begin-dertigers dat er halverwege de set zelfs even bij gaat zitten. Op een leeftijd dat Bono op zijn hoogtepunt was (zie de Zoo TV-dvd voor het bewijs), is het voor deze oudjes duidelijk tijd om even een adempauze te pakken.