Elvis Costello en Steve Nieve zijn al bijna vijf decennia muzikale partners in crime. Dat ze ooit zonder Imposters of Attractions in hun kielzog zouden optreden, zat er aan te komen.
De Henry Leboeufzaal van Bozar zat afgeladen vol om deze twee legendes aan het werk te zien. Prominent aanwezig was de Steinwaypiano waar Nieve zich gedurende het hele optreden kon op uitleven. Soms verstild, soms als stoorzender voor zijn muzikale kompaan. En dan was er nog dat keyboard, waaruit hij de meest onwaarschijnlijke effecten toverde. Maar ook Costello was voldoende voorzien van gadgets: gedurende het hele optreden wisselde hij gitaren: nu eens klassiek Spaans, dan weer gewoon akoestisch of elektrisch.
Zoals gewoonlijk kwam Costello fluks het podium opgewandeld met Nieve in zijn kielzog. Allebei strak in het pak met bijpassend hoedje, Nieve met sprankelende zonnebril op de neus. Het was duidelijk: deze heren waren gekomen om zich te amuseren.
En dat deden ze ook. “When I Was cruel N°2” werd afgesloten met een vette flard “Dancing Queen”, om dan onmiddellijk met “Waiting For The End Of The World” te laten horen waar het eigenlijk om draait bij Costello: een goede tekst, gezongen door die ietwat fragiele, ijle stem. Een stem die het af en toe wat liet afweten, maar dat weet Costello zelf aan Amsterdam, waar bij de dag voordien had opgetreden. Iets te lang blijven hangen in de backstage waarschijnlijk?
Elvis Costello staat erom bekend dat hij zijn eigen nummers constant herwerkt op het podium, en ook nu was dat weer het geval. “Shot With His Own Gun” werd zo nog beklijvender en ook “Veronica” werd mooi gebracht, al moest Costello wel herbeginnen omdat de stem even brak.
Maar het publiek vergaf het hem allemaal moeiteloos. Elk nummer werd afgesloten met een lang applaus en de herkenning ontlokte al eens iemand een kreetje. Niet je typische concertpubliek of -reactie, maar ach, de Bozar is ook geen typische concertlocatie.
Costello is ook een echte verhalenverteller en dat talent etaleerde hij weer volop. Van verhalen over zijn kindertijd, toen hij op zaterdagmiddag zijn vader mocht vergezellen in de dancehalls, tot een anekdote over Bob Dylan en John Mellencamp, we kregen het allemaal te horen, en die verhalen zijn een groot deel van Costello’s charme op het podium: hij brengt het met flair en gemak.
Een eerbetoon aan zijn muzikale helden mocht ook niet ontbreken, “Toledo” van Burt Bacharach was ontroerend in zijn eenvoud en “She” is de onvermijdelijke Aznavour-cover. You love it or you hate it, maar het publiek lustte er alvast pap van.
In die rustigere nummers leek Costello’s stem zich te herstellen van de eerdere kikker in zijn keel, ook “Isabelle In Tears” bracht hij vol gloed en overgave. Die croonerrol staat de voormalige punkrocker uitstekend. Al is die punkrocker zeker nog niet dood, in de herwerking van “Watching The Detectives” kon Costello zich eindeloos uitleven, maar toch had het geëxperimenteer iets minder lang mogen duren. Een schoonheidsfoutje dat snel werd rechtgezet in de finale, met een beklijvend “(What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love and Understanding”, een intiem “Shipbuilding” en een akoestisch, maar niet minder hard binnenkomend “I Want You”.
Zoals vaak wist Costello ook nu niet van ophouden en zong hij “Couldn’t Call It Unexpected N°4” onversterkt, terwijl hij de zaal inliep. Heel goed verstaanbaar voor het publiek, met dank aan de perfecte akoestiek van de LeBoeuf-zaal. Eventjes leek het erop dat hij het publiek ook wou meenemen op het podium, maar toen dat niet lukte, orkestreerde hij van daaruit maar een singalong.
Costello mag dan bijna 70 zijn, zet hem op een podium en hij doet zijn sterke livereputatie alle eer aan. Zijn passage in de Bozar was zeker niet perfect, maar ach, daarvoor was het publiek niet gekomen.