Voor zover ik me kan herinneren was het de eerste keer dat ik met de radio uit naar huis reed, na een concert. Misschien had ik het al eens eerder moeten doen. Want de laatste noot klinkt net zo lang tot de volgende komt.
Die laatste noot is een a capella ge-“hmmm” van het solo — maar met loopstation — gebrachte bisnummer “Strange Fruit”, een iconisch maar luguber nummer over de lynchpartijen in het zuiden van de Verenigde Staten, die nog altijd aan de gang waren toen Billie Holiday het voor het eerst als zwarte vrouw zong in 1939. Die grensverleggende Billie Holiday is vanavond het thema, net als op James’ recentste plaat Yesterday I Had The Blues, een tribute aan een van de belangrijkste jazzzangeressen ooit. Ze zou op 7 april dit jaar 100 geworden zijn, maar haalde door de hobbelige rit die haar leven was, zelfs de 45 niet.
Dat José James zijn favoriete artieste mocht eren op het befaamde Blue Note label is natuurlijk geen slechte zet, sinds zijn geprezen debuut The Dreamer in 2008 is hij een van de belangrijkste ambassadeurs van jazz in de 21ste eeuw, een genre dat nog vaak lijdt onder een stoffig imago maar dat deze jonge, charismatische Amerikaan genadeloos met de mattenklopper te lijf gaat. Zo ook vanavond tijdens het voorlaatste concert van deze tour: een herkansing voor wie er eerder dit jaar in de AB niet bij was.
James heeft een natuurlijke cool, komt het podium op met zonnebril en leren vestje. Hij doet moeders, dochters en alles daar tussenin naar adem happen. Maar vooral ook: hij heeft de stem, kan interpreteren en improviseren. James brengt improvisatie naar het nu door te goochelen met woorden en zinnen: hij hakt ze in mootjes, herhaalt ze, scratcht en vervormt ze zoals een dj met zijn draaitafels doet: aan het eind van “Body And Soul” of spontaan na een knappe drumsolo van Nate Smith: “What can’t he do, what can’t HE do?” Croonen, rappen, beatboxen, James kan het allemaal, terwijl hij als een moderne popster over het podium beweegt.
José James treedt vanavond op samen met een trio dat bestaat uit Takeshi Ohbayashi (piano en rhodes), de zowel van gestalte als stem impostante Solomon Dorsey (bass en zang) en de eerder vernoemde Nate Smith (drums). Het duurt nog geen half nummer voor de nochtans indrukwekkende line-up uit de studio (Jason Moran, John Patitucci en Eric Harland) vergeten is: dit trio is van een zeer hoog niveau en de solorondjes worden even vlot naar elkaar doorgeschoven als de dealer button bij een potje poker.
Het eerste deel van het twee uur durende optreden staat vooral in het teken van Yesterday I Had The Blues. “Good Morning Heartache” opent, net als op plaat, ongedwongen en beheerst. Maar ook “God Bless The Child” en “Lover Man” passeren de revue, net als “Billie’s Blues”, dat niet uit de plaat komt maar natuurlijk wel uit ‘Lady Day’s’ oeuvre. Ook de geest van Bill Withers is er vanavond bij, met “Grandma’s Hands”, dat overvloeit in het overbekende “Ain’t No Sunshine” en zo weer terug naar het vorige nummer.
Wanneer José James zijn gitaar omhangt voor “Come To My Door”, is dat het sein om het geweer van schouder te veranderen. De contrabas wordt ingewisseld voor een elektrische bas en een Fender Rhodes orgel vervangt voor het grootste deel de vleugelpiano tijdens het tweede deel van het concert. Ook de playlist verandert drastisch met een James die nu vooral uit de eigen catalogus put: “Park Bench People” van op The Dreamer, “Trouble” (No Beginning No End) klinkt vitaler dan op plaat en “Warrior” van het album Blackmagic krijgt zelfs een dwingende rockversie met een distorted, steeds herhaalde gitaarriff.
Meer nog dan aan de nummers van Billie Holiday, brengt José James vanavond een ode aan het gevoel dat haar muziek aanwakkert. Meer dan 60 jaar later is dat nog steeds hetzelfde. James mengt jazz met hiphop en soul, hij plaatst jazz in een eigen tijdskader, met zijn handtekening eronder. Net zoals Billie Holiday dat deed. Eerder deze maand stond niemand minder dan Ice-T (ja, die van “Cop Killer”) samen met trompetist Ron McCurdy op het London Jazz Festival. Zijn uitleg? “To me, jazz is no boundaries. It’s just doin’ what you feel.”