David Cronenberg is zijn hele carrière lang sporadisch geconfronteerd geweest met geschokte reacties op zijn werk en beschuldigingen van wansmaak – dat zal wel onvermijdelijk zijn als je af en toe een hoofd laat exploderen en mensen laat transformeren in reuzenvliegen. Maar de hetze die losbarstte toen in 1996 Crash uitkwam, zijn verfilming van de roman van J.G. Ballard, was du jamais vu. De film, een klinische, afstandelijke exploratie van de links tussen seks en auto-ongelukken werd, vooral in Groot-Brittannië, onderwerp van een gigantische controverse – conservatieve critici als Alexander Walker en Christopher Tookey noemden de prent zonder gêne “ontaard”, “immoreel”, “pornografisch” en “ontoelaatbaar”. Vooral Tookey, die schreef voor de rechtsgezinde Daily Mail, voerde actief campagne om Crash te verbannen uit de Britse cinema’s.
Dat er een reactie zou komen, was te verwachten – Crash is een bizarre, provocerende film die vrij ver gaat in zijn afbeelding van wat je eufemistisch een “onconventionele seksuele voorkeur” kan noemen. Maar het zegt ook veel dat nu, nog geen 20 jaar later, Lars Von Trier met veel minder poeha zowel Antichrist als Nymphomaniac kan uitbrengen, twee films die nog een stuk explicieter en moedwillig confronterend zijn. Of dat nu een teken is van de totale morele ontsporing van de cultuurwereld, of van een grotere tolerantie voor prikkelende, zelfs schokkende ideeën en beelden, mag iedereen voor zichzelf uitmaken. Hoe dan ook, anno 2014 blijkt Crash een fascinerende, zij het lang niet perfecte film, die thema’s aanraakt waarbij heel wat mensen zich inderdaad ongemakkelijk voelen. Zijn dat niet juist de boeiendste thema’s om kunst rond te maken?
James Spader speelt James Ballard, een producent van tv-programma’s, wiens huwelijk met de mooie Catherine (Deborah Kara Unger) ten prooi is gevallen aan een verlammende (seksuele) verveling. Om opnieuw wat spanning in hun lethargische leventje te brengen, maken ze er een sport van om allebei zo veel mogelijk mensen te verleiden en achteraf uitgebreid verslag uit te brengen aan elkaar van hun activiteiten. Tot James betrokken raakt in een auto-ongeluk en in het ziekenhuis belandt. De crash heeft iets vrijgemaakt binnenin hem – een erotische ontlading die hij zocht maar nooit vond in seks (zowel met zijn vrouw als met anderen). Samen met Helen (Holly Hunter), de vrouw die in de andere auto zat, begint hij zijn nieuwe fetisj verder te verkennen en zo komt hij terecht bij Vaughan (Elias Koteas), de leider van een vreemde groep mensen die beroemde auto-ongelukken in scène zetten (zoals dat van James Dean). James en Helen raken verstrikt in een subcultuur waarin seks en autocrashes elkaar aanvullen en mogelijk maken, en ook Catherine lijkt er de kinky thrills wel van in te zien, hoewel zij haar “crash-moment” nog niet heeft gehad. Maar Vaughan raakt steeds meer geobsedeerd door James en wat voor “zuiverheid” hun fetisj dan ook had op een conceptueel niveau, gaat al snel verloren.
Crash werd destijds net iets te makkelijk opzij gezet als enkel een pervers verhaal over mensen die kicken op krakend metaal – volgens de Washington Post, nochtans een zogenaamde kwaliteitskrant in de VS, “Crash doesn’t extend beyond its most immediate sensationalism”. Nou.
Voor een gedeelte klopt het natuurlijk: als je Crash reduceert tot zijn meest fundamentele basisidee, dan blijf je over met een groep mensen die op zoek naar enige sensatie in een fundamenteel afgestompte maatschappij. In seks vinden ze dat niet meer, maar de klap van een wagen die crasht, wakkert die gevoelens wél weer aan. Maar je kan niet in alle eerlijkheid beweren dat Cronenberg daarbij stopt, of dat de film niet meer is dan een sensationele, voyeuristische peepshow waarin die mensen te kijk worden gezet. Onder de ijskoude, zelfs steriele oppervlakte van de film, gaat immers een verhaal schuil van een koppel dat opnieuw connectie zoekt met elkaar en extreem ver durft te gaan om die te vinden. Het einde is veelzeggend, wat dat betreft: Catherine is eindelijk betrokken in een auto-ongeluk, en terwijl ze gewond in de berm van de weg ligt, begint James haar te bepotelen, alsof hij wil testen of dit effectief “haar crash” was, haar bevrijdende seksuele ontlading-via-autocrash. Maar het is niet gelukt. “Maybe next time,” zegt James, net zoals Catherine dat tegen hem zei aan het begin van de film, toen James geen bevrediging vond in een slippertje met een camerameisje. Misschien dat volgende keer de crash, de bevrediging, wel komt. Blijft er de vraag hoe vaak je kan crashen voordat je er in blijft – hoe ver kan je de zoektocht naar connectie met je partner drijven voordat je er aan ten onder gaat?
Crash exploreert ook, niet voor het eerst in het oeuvre van Cronenberg, de relatie tussen het lichaam en een machine. Een pistool werd in Videodrome letterlijk een verlengstuk van James Woods’ hand – technologie en vlees waren in elkaar verstrengeld om extra schade aan te richten. Hier worden machines, auto’s, gebruikt om seksuele bevrediging te vinden, wat enerzijds past in de culturele context van Noord-Amerika – zoals Cronenberg zelf zei: “Ik heb de link tussen auto’s en seks niet uitgevonden. Een hele generatie kinderen is verwekt op de achterbank van een wagen.” Maar anderzijds sluit het ook aan bij een fenomeen dat sinds de jaren zestig algemeen geaccepteerd is geworden: seksspeeltjes, attributen, zelfs het computerscherm dat je gebruikt om pornografie te bekijken; het zijn allemaal technologische manieren om seks op een andere, meer intense manier te beleven. Cronenberg (en in eerste instantie Ballard) trekt dat idee door naar een logisch, extreem eindpunt (maar daarom nog niet minder logisch). Ze ontkennen ook niet dat dit eindpunt destructief, misschien zelfs dodelijk is. Maybe next time.
Dat alles wordt verpakt in een ijzige, afstandelijke film, met een bewust traag tempo, waarin de seks moedwillig zo onerotisch mogelijk in beeld wordt gebracht. Zelfs de soundtrack lijkt erop ontworpen om de kijker op afstand te houden, met klinische, eenvoudige melodieën op een elektrische gitaar. Als Crash een meer openlijk gepassioneerde, sensationele film was geweest, dan zou de controverse misschien net minder groot zijn geweest, omdat de prent dan op zijn minst had gepast in een herkenbare traditie – exploitation. Maar nu was Crash een film die zich niet liet klasseren, die niet meteen in een hokje paste. In combinatie met de uitdagende inhoud, zorgde dat voor een soort morele hysterie die mensen er van weerhield om de film te zien voor wat hij was.
Het trage tempo en de relatieve ontoegankelijkheid van de prent, zijn wel degelijk hinderpalen. Laagdrempelig kan je dit bepaald niet noemen, de film vergt geduld, een open geest en een inspanning. Hem meer dan eens zien, helpt trouwens aanzienlijk om hem meer te waarderen. Maar het is ook een film die zijn ideeën én zijn publiek serieus neemt, die knap gestileerd is (afstandelijkheid is tenslotte ook een valabele stilistische keuze) en die angstloos gespeeld wordt door de voltallige cast. Niet Cronenbergs beste, wél een van zijn meest onderschatte.