In 1971 draaide David Cronenberg zijn vierde kortfilm Crimes of the Future, aan de vooravond van een decennia-lange carrière die van de Canadees een van de belangrijkste – en beste – regisseurs van de jaren tachtig en negentig zou maken. Het lijstje meesterwerken dat Cronenberg afleverde is duizelingwekkend: Videodrome, Dead Ringers, Crash, Existenz, A History of Violence en ik vergeet er gemakshalve nog een paar. Acht jaar na Maps tot he Stars keert de maestro nu terug naar de titel van een van zijn vroegste werken met eindelijk een nieuwe langspeler die ook op het filmfestival van Cannes niet onopgemerkt voorbijging.
Dat heeft alles te maken met het feit dat de regisseur hier ook terugkeert naar de ‘body horror’ waar hij zijn faam mee vestigde, al moet dat een beetje genuanceerd worden: zijn latere films verschoven gewoon de focus naar mentale interne horror, maar in wezen ging het nog vaak om dezelfde onderwerpen. Wat wel zo is, is dat Cronenberg hier zeker de nodige elementen laat terugkeren uit veel eerder werk: Crimes of the Future bevat duidelijke echo’s van films als Videodrome en Dead Ringers.
Wat heel erg opvalt is dat David Cronenberg – die uiteraard al eerder de concepten van schrijver James G. Ballard verfilmde in het meesterlijke Crash – zich hier vaag lijkt te baseren op een idee afkomstig uit een van de kortverhalen van Ballard: Low Flying Aircraft. Daarin wordt de mensheid geconfronteerd met steeds meer baby’s die geboren worden met een bepaalde afwijking en probeert men die tegen te gaan, niet beseffend dat wat gezien wordt als een tekort, eigenlijk een evolutionaire stap is die de mens verder moet helpen ontwikkelen. Eenzelfde kern zit in Crimes of the Future waarin mensen blijkbaar spontaan nieuwe organen ontwikkelen in hun lichaam. Viggo Mortensen en zijn assistente (Léa Seydoux) maken van het steeds weer wegsnijden van die overtollige organen, een ‘performance’ waarin het menselijk lichaam centraal staat.
Rond die basis zit een soort detectiveverhaal geweven dat ons binnenloodst in de vreemde nieuwe maatschappij waarin de film speelt, maar de verhalende elementen zijn minder belangrijk dan de knappe naargeestige sfeerschepping die Cronenberg opbouwt. Minder barok dan veel van zijn werk, is dit een akelig leeg en kaal universum, dat stilistisch veel meer aanleunt bij de grimmige titels die de regisseur draaide in de laten jaren negentienzeventig en -tachtig (Shivers, Rabid, The Brood). De nadruk op de relatie tussen kunst en het lichaam is dan weer een nieuwe benadering voor Cronenberg die ook van zijn film een soort vreemdsoortig ritueel maakt met steeds terugkerende patronen en situaties.
Crimes of the Future bevat zowel thematisch als visueel bouwstenen waar de cineast eerder mee aan het werk ging en de uitwerking steekt hier zeker niet het beste uit diens oeuvre naar de kroon. Die lat ligt echter zo hoog dat dat nog steeds wil zeggen dat dit een beklijvende film is die op knappe wijze het midden houdt tussen een surrealistische nachtmerrie en een expressief visueel gedicht. Cronenberg is en blijft een meesterlijk filmmaker die rond zijn terugkerende obsessies en fascinaties, telkens weer grootse cinematografische vormen weet te weven.