Met Suuns en Fuck Buttons als kleppers had de vijfde Sonic City twee bands in huis die de toekomst van de popmuziek vertegenwoordigen. De eerste laat horen dat new wave ook in de 21ste eeuw fris kan klinken, Fuck Buttons lijken stilaan vastbesloten voor de elektronische muziek hetzelfde te doen als Sonic Youth voor de gitaarrock.
Bijna exact een jaar geleden, eind november 2011, stond Suuns op Autumn Falls. Daar liet de band merken dat het vele touren rond debuutplaat Zeroes QC een overweldigend livebeest geschapen had. Eentje dat bovendien klaar stond om een flinke stap vooruit te nemen met album nummer twee.
Vandaag cureert Suuns, nog steeds in blijde verwachting van dat tweede album, de vijfde editie van Sonic City, het avontuurlijke indoorfestival van De Kreun. Op de eerste avond verwelkomt die gezellige zaal, naast Suuns, niemand minder dan het onovertroffen Fuck Buttons als headliner. “Dit is het festival waar we zelf naar toe zouden komen”, zo geeft Suuns dan ook met glunderende ogen van op het podium mee.
Nochtans duurt het even voor Suuns brokken maakt. De band heeft zowat een jaar niet getoerd en even lijkt het er op dat de Canadese band niet goed meer weet hoe je dat juist doet, op een podium indruk maken. Althans, zo voelt het even wanneer het viertal hun concert aftrapt met wat schijnbaar een popoffensief is. Tot de grafstem van Ben Shemie weerklinkt en de band lijkt te zeggen dat ook die nieuwe plaat geen vrolijke boel zal worden.
Niet dat dat verwacht wordt. Deze band staat immers op zijn sterkst wanneer iets sinisters op til is. Dat gevoel ontstaat althans wanneer “Armed For Peace” voor de voeten van het publiek gegooid wordt. Suuns heeft het nummer grotendeels kaal gestript, tot enkel de meest elementaire drums en een feedbackende gitaar, waardoor de uithaal die volgt des te harder aankomt.
Daarmee heeft Suuns een trucje gevonden om het door technische mankementen van vaart ontdane concert toch de nodige spanning mee te geven: spelen met de handrem op. En zowaar, dat werkt grotendeels, zeker met het onovertroffen “Up Past The Nursery” in de staart van de set, maar toch volstaat het niet om een echt overweldigende indruk na te laten. Later op de tournee misschien.
Wie wel stevig uitpakt, is Fuck Buttons, al komt dat bijna als een verrassing. Het laatste wapenfeit van deze band, het magistrale Tarot Sport, is ondertussen drie jaar oud en Benjamin John Power maakte met Blanck Mass — weldra ook te zien als voorprogramma van Sigur Rós — een geslaagde zijsprong. Deze zomer bereikte de band echter — zij het redelijk anoniem — een miljardenpubliek toen hun muziek gedraaid werd tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen.
Het lijkt wel of dat iets met het duo gedaan heeft: Fuck Buttons, die heel wat nieuw materiaal de set in smokkelen, trappen hun set af met triomfantelijke beats, alsof de 100 meter noise zonet in een recordtijd is afgelegd. Een rake voorspelling zo blijkt: nummer na nummer bouwt Fuck Buttons iets op dat ook bij het zoveelste concert nog overweldigend is.
De tactiek die daarvoor gebruikt wordt, is even eenvoudig als efficiënt: hard gaan. Beats knallen luider dan ooit en het noisebad waarin je bij momenten ondergedompeld wordt, lijkt bodemloos diep. Zo klinkt “Surf Solar” vanaf de openingsseconden een flink pak heftiger dan op plaat, wat bijna doet vrezen over hoe dat moet aflopen. Zoals zo vaak, blijkt een goed half uur later: met de stilte die compleet onverwacht en oorverdovend invalt, het concert bijna aborterend en daarmee het publiek even wankel op de benen achterlatend.
Voor het zover is, heeft Fuck Buttons de naam Sonic City helemaal waar gemaakt en doen watertanden naar die derde plaat. Zo af en toe lijkt het er op dat die behoorlijk rechttoe rechtaan zal klinken, al weet je, zo blijkt meermaals, bij deze band nooit wat je een volgende seconde onverhoeds in de nek gegooid kan worden. Zo doen funky beats hun intrede in een van de nieuwe songs, waarmee een blik wordt gegund op hoe de jaren tachtig hadden kunnen klinken als Power en Andrew Hung enkele decennia eerder geboren waren. Of neem “Olympians”, waar de noise plots plaats maakt voor een melodie zo helder als een Alpenbeekje, waar — en dat is de geniale zet — plots een ongeziene lading ruis over uitgestort wordt. Het klinkt als de soundtrack bij het einde van de wereld, maar dan met een happy end.