Op de uitgeregende slotdag van het tweede luik Gent Jazz werd de funk met vuur gepredikt door een uiteenlopend amalgaam: van een roedel jonge honden naar een door de wol geverfde funkpioneer tot de heropstanding van een gevallen r&b-godenkind.
Als voorprogramma van het Robert Glasper Experiment afgelopen voorjaar in de Handelsbeurs en geregelde jamsessies in de White Cat in Gent heeft het jonge instrumentale improvisatiecollectief STUFF. al een sterke livereputatie opgebouwd. De band opgestart door drummer Lander Gyselinck vertrekt al improviserend vanuit samples en loops en bouwt zo hun songs uit tot avontuurlijke jams. Met uitstapjes naar funk, dub, hiphop, jazz, soul en elektronica is deze ‘live glitch hop’ met vette beats inderdaad een avontuurlijk ratjetoe. We horen o.m. flarden Busta Rhymes en Beastie Boys passeren, waarbij een gepimpte melodica de schuifaf is voor spacy grooves en vervaarlijke synths. Clevere referenties naar Flying Lotus en J Dilla, jammer genoeg voor een nog niet eens half volgelopen tent.
Met Larry Graham werd een meer dan aanvaardbaar alternatief gevonden voor de nog van een kankeroperatie herstellende Bobby Womack, al hadden we op basis van diens laatste plaat er wat voor willen geven om de soulster eindelijk eens aan het werk te zien. Met de ex-bassist van Sly & The Family Stone en de pionier van de slappingtechniek op bas — al spreekt de man zelf liever van “thumping and plucking” — werd een behoorlijke brok muziekgeschiedenis naar Gent gehaald. Ook na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd blijkt Larry Graham nog een allround entertainer die niet op een funkfeestje meer of minder kijkt. De funkateer duikt het publiek in voor een uitgesponnen en vingervlugge bassolo, maakt met “Dance To The Music” en “Thank You” een ritje down memory lane en heeft met zangeres Ashling “Biscuit” Cole een indrukwekkende strot in de rangen om de funkhoogmis met een rotvaart te doen voortjakkeren. Met het van Ann Peebles geleende “I can’t stand the rain”, de eigen seventieshit “Hair” en een voorproefje van de nieuwe plaat die in september uitkomt, wordt evenwichtig afgewisseld tussen oud en nieuw. Dat het optreden evenwel vaak een te gelikte show met overbodige franjes is — de blitse kostuums, het op- en afkomen als brassband — blijkt wanneer mevrouw Graham nogal potsierlijk op het podium mee het beste van zichzelf komt geven en het publiek het podium op sommeert tijdens de slottonen van “I Want To Take You Higher”. Een vermakelijk intermezzo, maar duidelijk niet the real deal waar de Bijloke op zit te wachten.
Geanticipeerd wachten is het wel op het gewezen neo-soul wonderkind D’Angelo. De soulster waarvan al twaalf jaar geen nieuw materiaal meer is uitgekomen, laat in de gebruikelijke divatraditie het intussen talrijke publiek op zijn honger wachten. Kregen de wachtenden onlangs op North Sea Jazz nog een dik uur dralen aan de broek gesmeerd, dan komt Gent Jazz er met een dik half uur blijkbaar nog redelijk goed van af. De twijfel of de ster van weleer wel nog iets voorstelt wordt er niet minder om. Na het afleveren van twee indrukwekkende platen, Brown Sugar in 1995 en Voodoo in 2000, verdween D’Angelo immers compleet van de radar. Hij vocht tegen drank- en drugsverslavingen en had enkele aanvaringen met het gerecht, veel meer dan negatieve geruchten en enkele sporadische gastbijdragen werden de laatste jaren niet meer vernomen. Behoorlijke scepsis dus wanneer eind vorig jaar het nieuws begint door te sijpelen over een nieuwe plaat en tournee.
Wanneer opener “Playa Playa” weerklinkt, worden de twijfels evenwel snel weggenomen: het talent is D’Angelo in die twaalf jaar in ieder geval niet ontglipt en zijn puike band speelt strakker dan de bandana rond het hoofd van de “r&b jezus”. D’Angelo zelf schippert met gemak tussen zwoele neosoul en funky intermezzo’s en gunt ook alle ruimte om te laten zien wat de band — met bassist Pino Palladino en drummer Chris ‘Daddy’ Dave in de rangen — in petto heeft. Van de woeste krachtmeting tijdens “Shit, Damn, Motherfucker” tot de zinderende Parliament-cover “I’ve been watching you”, de band beukt de funk er met de voorhamer in.
Meer dan een decennium wegblijven, niet iedereen komt er ongestraft mee weg, maar D’Angelo duidelijk wel. Zowel oude nummers als “Devil’s Pie”, “Chicken Grease” en “Feel Like Makin’ Love” als het veelbelovende soulvolle “Sugar Daddy”, een voorproefje van het nieuwe album James River, worden door het publiek onthaald alsof ze nog maar vorige week in de hitlijsten stonden. De ster ziet er niet meer zo strak uit als tijdens de wonderjaren maar straalt en staat op het podium met zichtbaar zelfvertrouwen en plezier. Spelen met het publiek blijkt de breed lachende zanger ook niet verleerd: meezingmomenten wanneer hij alleen achter de piano plaatsneemt voor een stukje “Brown Sugar”, het geveinsd voortijdig afbreken van grootste hit “Untitled (How Does It Feel)”,… Het kost hem geen enkele moeite om een volle tent uit zijn hand te laten eten.
De band knalt er tot slot uit met een ziedende en hertimmerde uitvoering van “Brown Sugar”, alweer een moment waarop D’Angelo stukken van James Brown en Prince in zich lijkt te verenigen. Als het nieuwe album dezelfde shot energie krijgt als deze liveshow, zou al dat wachten de voorbije jaren wel eens in een machtige klap kunnen worden goedgemaakt.