Flying Horseman speelde in Gent het laatste van zijn releaseconcerten. Dat zorgde er voor dat de anticipatie en het verrassingseffect intussen al wat weggeëbd waren, maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door dat ene enorme voordeel: je kreeg er een gretige band te zien die op scherp stond én de boel volledig onder controle had. Het werd dan ook een concert dat de gemiddelde bezoeker niet licht zal vergeten.
Het was ook mooi dat de band stadsgenoot Eric Thielemans op sleeptouw genomen had. De man is al jarenlang een van onze meest eigenzinnige muzikanten, een soort outsiderfiguur die in allerhande contexten opduikt en vooral binnen de experimentele flank een synoniem geworden is voor onophoudelijke exploratie. Ook deze keer viel er moeilijk een label te plakken op zijn korte soloset. Het belangrijkste was duidelijk een ongedwongen en ontspannen muzikaliteit, vrij van gimmicks en duidelijke blauwdrukken. Voor velen ongetwijfeld wat verwarrend, maar een verademing om eens mee te maken.
De set was ingedeeld in drie korte stukken, waarvan het eerste deel aan de vibrafoon plaatsvond en de volgende twee achter de drumkit. Op de vibrafoon werd vooral gespeeld met hypnotiserende figuren en resonerende klanken. Daarna volgde een drumsolo met brushes die al snel de groove opzocht en hier en daar wat deed denken aan het spel van McEntire bij Tortoise. Een laatste stuk herhaalde dat tegen een achtergrond van galmende laptopgolven. Hier en daar leek het misschien wat onderontwikkeld, maar de droge uitvoering en uitgepuurde ideeën zorgden ervoor dat de set nooit ging tegensteken. Integendeel: het had best wat langer mogen duren.
Het zeskoppige Flying Horseman stond echter te trappelen om zijn auditieve nachtfilms op het publiek los te laten en deed dat met een overgave en knetterende elektriciteit die ervoor zorgde dat de live uitvoering van Twist, dat integraal en sequentieel werd gespeeld, de studioversie moeiteloos overklaste. Geen kleine verdienste, want het is een album dat elke zweem van overdaad van tafel veegt en toch beluistering na beluistering blijft intrigeren en imponeren met poëzie en sfeerschepping. Enkele songs werden nu gepresenteerd in licht afgeslankte versie, maar gingen nog sterker een eigen leven leiden.
Geruggensteund door vooral blauwe spots, die de spookachtige sfeer van de muziek nog eens onderstreepten, begaf de band zich door zijn magnum opus met een vanzelfsprekende autoriteit en geleid door een artiest die koppig zijn visie volgt en die verkondigt met het heilige vuur. Ook al staat zijn gitaarwerk minder centraal dan bij Dans Dans; Bert Dockx is een intense magneet die kopje onder gaat in zijn composities, wringend en sleurend aan die gitaarhals, buigend door de knieën en dat steeds met een hint van waanzin in die priemende ogen. Het is hem menens en gebrek aan communicatie met het publiek wordt hem dan ook vergeven. Het zou de ervaring enkel maar kunnen doorprikken.
Opnieuw werd ook duidelijk dat elk lid een cruciale bijdrage levert, inclusief nieuwbakken bassist Mattias Cré. Of het nu gaat om de donker ronkende lijnen van “Twist” of de met strijkstok aangezette intro van “Memorial”: hij vormt nu al een essentiële schakel in de ritmesectie, die verder wordt vervolledigd door Alfredo Bravo, wiens precieze ritmes en gortdroge basdrumsound (“Revolutionary Road” bracht meteen al die koppen aan het knikken) bepalend zijn voor de stompende rockers, maar net zozeer voor delicaat opgebouwde songs die het eerder moeten hebben van subtieler werk, zoals een prachtig openbloeiend “Wheels” en fragiel “Tied”.
Gitarist Milan Warmoeskerken, vaak dubbelend op toetsen, was een perfect klankbord voor Dockx, vaak verantwoordelijk voor snijdende slidepartijen, maar binnen een donderende uitvoering van “Twist” ook met een krachtig-chaotische solo. Kers op de taart was de zang, de toetsen en detailklanken (de bel van “t.m.l.”!) van Loesje en Martha Maieu, die er opnieuw bijstonden als verlokkelijke sirenes van onheilspellende verhalen en steeds een mooi dromerig contrast vormden voor de onderhuidse bezetenheid van Dockx, die sloeg en zalfde, preekte en de toorn Gods over zich leek te willen uitroepen, en de tocht door Twist uitbouwde tot een epische saga van een uur. Het was al een van de platen van 2012, maar door zo’n uitvoeringen kan het alleen aan zeggingskracht winnen.
In de bisronde dook de band in het ouder werk, met knappe uitvoeringen van “Bitter Storm”, “Landmark/Lament” en een verpletterend mooi “America Is Dead”, dat zijn lot op die onvindbare eerste niet verdient. We hebben geprobeerd om al te uitzinnige adjectieven te vermijden, maar het leidt tot niets om rond te pot te blijven lullen: Flying Horseman hoort tot het allerbeste (nationaal of internationaal) dat er dezer dagen op onze podia te zien valt en dit concert was een overrompeling, bevestiging en (hopelijk) belofte van grootse vervolgen in één. Twist is een plaat die dwingt om tijd te nemen. Flying Horseman is een band waar je een band mee kan opbouwen. Haal die plaat in huis, proef van die artistieke visie en zorg dat ge uw verantwoordelijkheid opgenomen hebt als Dockx het nog eens op een tieren zet: “DID YOU PASS IT ON TO OTHERS?” Godverdomme wat een avond.
Op 7 mei speelt de band in het voorprogramma van My Best Fiend (AB, Brussel). Het is de laatste kans om ze voor de zomer nog aan het werk te zien.