
Geen adjectief dat vaker in de mond wordt genomen dan ‘filmisch’
als het over postrock gaat. In die mate zelfs dat het woordje de
uitgeholde smaakloosheid van een kapotgekauwd stukje zoethout
vertoont. En het kan nog erger: op hun nieuwe plaat probeert Mono
de imaginaire prent in ons hoofd nog eens te verstoren door zelf
een graatmager verhaaltje bij hun oor- oogsnoep te verzinnen. Een
tip: laat het verderlichte vertelseltje in het booklet links
liggen, want om Kim Ki-duk-gewijs een wrang liefdesverhaal te
pennen zullen de Japanners nog heel wat sushi en rijstballen moeten
verorberen. Nog een geluk dat hun muziek weinig tot niks aan
sprookjesachtige epiek en atmosferische subtiliteit heeft ingeboet:
ook op ‘Hymn To The Immortal Wind’ verrast Mono nergens, maar tegen
hun mistral van grootste geluidslyriek is opnieuw bijwijlen geen
kritisch kruid gewassen.
Je moet het Mono nageven: het Japanse vlaggenschip van de postrock
beroerde al menige innerlijke snaar toen het genre zich nog in een
embryonale fase bevond, maar zelfs nu postrock in een vegetatieve
toestand ligt weg te rotten, slaagt het viertal erin om elke
lichaamsvezel te doen tintelen. Met ‘You Are There’, hun vorige
plaat, bracht Mono niets meer dan een klakkeloze herhalingsoefening
van het voorspelbare postrock-sjabloon, maar toch werden we weer
van onze geitenwollensokjes geblazen. Ook op ‘Hymn To The Immortal
Wind’ transformeren lentebriesjes via ellenlange composities tot
verwoestende orkanen, maar de Japanners beheersen het kunstje zo
perfect dat we ons nu ook weer laten meesleuren door de maalstroom
van betoverende bombast.
Zo is geen geslepen mes, gewette bijl of met vitriool gevulde pen
bestand tegen de langzaam ontluikende tragiek van ‘Ashes In The
Snow’ of ‘Burial At Sea’. Dit is Mono op z’n best: van zachtjes
rommelende aardplaten naar vuurspuwende vulkaanmonden of van
nauwelijks merkbare waterrimpelingen naar tsunami’s zonder
geforceerd te klinken. Net als op de beste songs van ‘You Are
There‘ treffen de explosies ons alweer midscheeps in de
hersenstam en onderbuik. Bovendien mag het op ‘Hymn To The Immortal
Wind’ allemaal nog net dat tikkeltje grootser en majestueuzer zodat
de overrompeling nog immenser is.
De rol van een groot strijkersorkest is niet vreemd aan die
bombastische climaxen. De namen van de Japanners staan in het
cd-boekje tussen die van de orkestleden en dat is niet toevallig.
Nog nooit klonk de interactie tussen de feedbackende gitaren, drums
en strijkers namelijk zo harmonieus als op deze plaat. Wat zou
kunnen ontaarden in praalzieke theatraliteit, ontvouwt zich in de
meeste nummers als oprechte dramatiek die de composities van Mono
nog meer cachet geeft (ook met dank aan producer Steve Albini). In
de afsluiter ‘Everlasting Light’ sluipt Mono bijvoorbeeld op
kousenvoetjes van de postrockclichés weg: de hard/zacht-contrasten
zijn minder dominant en de strijkers stuwen het monumentale beest
naar een nietsontziende eruptie van glorieuze noise.
Toch mogen we de oogjes niet dichtknijpen voor de onvolkomenheden
van deze plaat. ‘Pure As Snow’ (Trails Of The Winter Storm)’ en
‘The Battle To Heaven’ breien de postrock-platitudes met haken en
ogen aan elkaar en de te lang uitgestelde, gekunstelde climaxen
krijgen nog geen anorexiapatiëntje omvergewaaid. Gelukkig zorgt een
miniatuurtje van piano en strijkers als ‘Silent Flight, Sleeping
Dawn’ voor dosering en blijft een indigestie uit.
Net wanneer je denkt dat de postrock-mijnen tot het laatste klompje
schoonheid ontgonnen zijn, puurt Mono toch weer een paar diamanten
uit de leeggezogen formule. ‘Hymn To The Immortal Wind’ is zeker
niet foutloos en originaliteit is opnieuw ver te zoeken, maar als
postrock zo passioneel en betoverend gebracht wordt, kunnen we er
eeuwig van blijven smullen!
Mono speelt op 12 april op het Dominofestival in de AB
(Brussel).