Meer dan vijftien jaar zit David Eugene Edwards al in het vak, en nog steeds blijft hij onvermoeibaar zijn ding doen. Ook in Het Depot verkondigde hij woest predikend het Enige Ware Geloof en voorspelde hij hel en verdoemenis aan wie van dat pad afwijkt. Desondanks begonnen we toch af en toe te twijfelen.
Neen, hij ligt er niet wakker van dat het publiek misschien enkel komt voor de muziek en van zijn boodschap niet wakker ligt, vertelt hij ons in de vooravond tijdens een interview. “Ik ben al lang blij dat ze komen kijken, zelfs al weet ik dat we vaak vreemd worden bekeken. Dat is geen verrassing.” Maar ook: “Ik heb nu eenmaal een gezin te onderhouden.” Ergens is het ook werk geworden en dus moet er eeuwig getourd worden. Dat is de eeuwige tweespalt die ’s mans optredens kenmerkt. Zo bevlogen als hij soms kan zijn, zo kan het ook allemaal wat op arbeid lijken op andere momenten. Vanavond ontsnapt niet aan die wetmatigheid.
Nochtans vliegt Woven Hand er flink in met het stampende “Kicking Bird”. Een muur van geluid walst de zaal in en Edwards vliegt ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. “The Beautiful Axe” houdt meteen daarna het tempo hoog. Dit zijn de momenten waarop de groep op een briljante wijze folk uit de Appalachen en countrymuziek verzoent met de baslijnen van Joy Division en de dramatische dreiging van Nick Cave & The Bad Seeds. Telkens weer blijkt dan ook hoe belangrijk de terugkeer van Sixteen Horsepower-bassist Pascal Humbert is op het nieuwe album Ten Stones: sindsdien klinkt Woven Hand opnieuw gespierd en fors; zoals de groep op zijn best is.
Moeilijker wordt het als volledig op die rootskaart wordt ingezet. Dan gaan nummers al eens op elkaar lijken en wordt het moeilijk een onderscheid te maken tussen “Speaking Hands” of “Whistling Girl”. Gelukkig zijn er de redeloze uitbarstingen in “Tin Finger” om het vuur opnieuw aan te wakkeren. Als je van spanning en intensiteit je handelsmerk maakt, moet je het elastiek strak houden, zo bewees Mercury Rev nog geen twee weken geleden. En Woven Hand laat de bal al eens vallen met wat zeurderige nummers als “Cohawkin Road”.
Daarna herpakt de groep zich echter. Eerst aarzelend met een aanzwellend “Kingdom Of Ice”, daarna met “Not One Stone” waarin Edwards fulmineert zoals zo veel eeuwen geleden enkel de beste hagepredikanten dat konden. Vijf minuten lang davert Het Depot terwijl een bezeten frontman zijn publiek voorhoudt dat alle mensenwerk vergankelijk is en geen steen op de andere zal blijven staan. Helemaal zo intens als op plaat wordt het niet — Edwards spaart zijn stem een beetje — maar toch: een indrukwekkend pleidooi voor een god waarin we jammer genoeg niet kunnen geloven. De opzwepende halleluja’s van “Winter Shaker” concluderen de wat wisselvallige set.
Het zegt iets over de sterkte van het Sixteen Horsepower-debuut Sackcloth ’n Ashes dat het grootste enthousiasme vanavond nog altijd gereserveerd is voor bisnummer “American Wheeze” dat van op die plaat wordt opgevist. Eindelijk omgordt Edwards nog eens de bandoneon en met een dreunend slotakkoord is ook dat alweer voorbij.
Ongelovigen of niet; een concert van Woven Hand is altijd een bijeenkomst van reeds bekeerden. En dat mag ook; deze man is onvergelijkbaar in zijn bezetenheid en overtuiging. En zelfs al voelen we in onze zinsconstructie een “maar” opkomen, we zullen het daar bij houden: natuurlijk waren er zwakke momenten vanavond, maar die zijn er bij ongeveer elk optreden van de zoveelste Britse rockgroep ook wel. De conclusie blijft hoe dan ook dat als Woven Hand niet bestond, de groep dringend uitgevonden zou moeten worden. En dat is al meer dan we over Kaiser Chiefs kunnen zeggen.