Artistieke creativiteit en sociaal engagement: bij Dimitri Leue zijn het twee kanten van dezelfde medaille. In zijn werk voor televisie, zijn creaties op de bühne en zijn boekpublicaties gaat onderzoek naar het menselijk tekort steeds hand in hand met de zoektocht naar een betere wereld. Dat resulteerde reeds in talloze ontroerende parels over ziekte of anders zijn, alsook in werk rond ecologie, mateloosheid en ongelijkheid. Met Manja of de zeven lagen der ziltheid buigt Leue zich deze keer over het thema gender, zij het vanuit een atypische invalshoek.
Dat Leue met een geïllustreerd boek op de proppen komt, is alvast geen verrassing. Vooral bij uitgeverij Lannoo publiceerde de artistieke duizendpoot al ettelijke titels, opgefleurd met onder andere houtsnedes of klassieke illustraties, dan wel onderstreept met muzikale uittreksels van Tchaikovsky of Grieg. Met Manja is echter iets uitzonderlijks aan de hand, met name dat de tekeningen van de hand van elineveer verdacht veel lijken op enkele werken uit de KMSKA-collectie. Dat is geen toeval, want het was dat museum dat Leue aanmoedigde het boek te schrijven, gedacht vanuit een thema dat binnen Antwerpen als LGBTQIA+-metropool sowieso meer leeft dan elders in Vlaanderen. Concreet kruipt Leue in de huid van het titelpersonage, een restaurateur van allerhande oude klassieken. Parallel aan dat opkalefateren van de traditie loopt een zelfonderzoek naar Manja als begeerd gestalte. Zonder de verrassende plotlijn weg te geven, kan gezegd worden dat Leue in gedachten een reis maakt, en als denkend personage zelf transformeert, op basis van ideeën die hem worden ingegeven door enerzijds de kunstwerken die zijn pad kruisen, en anderzijds enkele grote wetenschappers die onze mondiale ratio mee vorm hebben gegeven.
De kruisbestuiving tussen wetenschap en cultuur, tussen weten en voelen, tussen kennis en ervaring is voor Leue geen dwingend keurslijf. Manja kreeg met andere woorden gestalte volgens het metier van een speler, een acteur, een verteller: bepaalde associaties hebben zich onderweg aangediend, al schrijvend, en deze openheid qua vorm en inspiratie maakt de leeservaring bijzonder toegankelijk, hoewel de mijmeringen niet altijd voor de hand liggen. Het getuigt van Leues vakmanschap dat hij minder evidente denkpistes op natuurlijke wijze aan de man weet te brengen, maar daar staat tegenover dat de overkoepelende boog of de langere lijn minder strak aandoet. Desondanks bezit dit boek wel degelijk gedachten en ideeën die boven de vertelling in zijn totaliteit cirkelen, en de verschillende hoofdstukken met elkaar verbinden. Op het toneel zou deze tekst, die dikwijls muzikaal in elkaar steekt en smeekt om luidop gelezen te worden zodat de woorden kunnen geproefd worden en het spelenderwijs denken en voelen met en via taal ervaren kunnen worden, het ongetwijfeld goed doen. Als literair product hadden bepaalde vondsten weliswaar meer uitgepuurd kunnen worden, maar Leue kiest doelbewust voor spontaniteit, voor de onmiddellijkheid van taal die haast al babbelend bij elkaar geredeneerd blijkt, en toch ontzettend verstandig aandoet.
Tegenover dat wat voor sommigen een inhoudelijk manco zou kunnen zijn, plaatst uitgeverij Manteau de tekeningen van elineveer, het alter ego waaronder Eline van Eerdenbrugh haar illustraties uitgeeft. Zij is het die de klassieken hartstochtelijk adapteert of herinterpreteert, in het licht van wat het betekent om vrouw te zijn, om een trauma onder de leden te hebben, om het oude naar de moderniteit gekatapulteerd te zien worden. Waar Leues verhaal als het ware voor gangbaar sentiment kiest door bijvoorbeeld een verkrachting of gruwelijke mishandeling op te voeren, neigt elineveer eerder naar suggestie. Wat Leue zonder omwegen benoemt, wordt bij de illustratrice kortom een sprekend doch gelaagd beeld, een rake schets waarvan het waarheidsgehalte zich niet zomaar prijs geeft. Woord en beeld durven kortom vrijelijk naast elkaar te bewegen, maar zoeken en vinden elkaar ook voortdurend.
Schitterend is bovendien dat elineveer de collectie van het KMSKA vanuit een identitair oogpunt fundamenteel herdenkt, en op die manier een broodnodige dialoog aangaat die, ook voor een jonger publiek en/of voor lezers die zelden de oversteek naar musea maken, aantoont dat het kunsthistorisch erfgoed een bijdrage kan leveren in het debat rond thema’s die vanuit de huidige tijdsgeest boven komen drijven. Niet dat oude meesters antwoorden geven, maar dat doen Leue en elineveer ook niet. Het genereren van een mogelijkheid, het creëren van een forum voor wat niet met de norm samenvalt: het vormt het bestaansrecht van kunst in deze en alle tijden. Net dat aspect maakt Manja tot een uitgave waarin het heerlijk toeven is, om er later steeds opnieuw verwonderd doorheen te bladeren, te herlezen en almaar dieper te (leren) kijken. Een boek over een metamorfose, dat zijn lezers-kijkers mee zal laten transformeren …