Laat u niet in de war brengen door de roze ruggen en de lieftallige, manga-eske meisjes op de gestileerde covers. Chimère(s) 1887 is een stripreeks voor volwassenen. Verwacht u aan bloot, bloed, intriges en machtspelletjes.
Eigenlijk gaat deze reeks over de bouw van het Panamakanaal, al krijgen we daar weinig van te zien. Graaf de Lesseps, die eerder het Suezkanaal had laten bouwen, zit in geldnood en moet de nodige politieke contacten aanspreken om nieuwe investeringen aan te trekken. Anderen proberen zijn project te boycotten. Plaats van gebeuren is een Parijs’ bordeel, De Purperen Parel, waar de beau monde zich te goed doet aan prostituees en champagne. Daar geraakt ook Chimère, een dertienjarig hoertje, betrokken bij een poging om de Lesseps te dwarsbomen.
De lotgevallen die scenaristen Pelinq (de auteur van Lanfeust van Troy die vooral bekend is onder zijn pseudoniem Arleston) en Melanÿn (Mélanie Turpyn, een Française die uit het circusmilieu vluchtte) hebben bedacht voor het hoofdpersonage zijn niet van de poes. Chimère is halverwege het eerste deel al brutaal geconfronteerd met de dood van haar moeder, vervolgens uitgemolken door haar gastgezin en ten slotte per opbod verkocht als vers, maagdelijk blaadje. Ze is dertien en het ergste moet nog komen. Toch is Chimère alles behalve kinds. Het liefst van al wil ze zo snel mogelijk haar vrijheid verdienen. De geslachtsgemeenschap die ze zonder aarzelen met haar klanten heeft, wordt niet in beeld gebracht, maar opmerkelijk is de scène waarin ze achteloos een dildo heen en weer laat schommelen tussen haar vingers. Enkele plaatjes verder schijnt ze dolenthousiast te zijn wanneer haar een pop cadeau gedaan wordt. Nadien komen we echter te weten dat ze die pop alleen maar nodig heeft om haar waardevolle dagboek in te verstoppen.
Chimère(s) 1887 dient zich aan als een snoeihard verhaal waarin alle personages hun deel van de miserie te verwerken krijgen. In de gelagzalen van het bordeel houdt iedereen de schijn op, maar eens in de coulissen ontdekken we dat iedereen zijn of haar eigen verhaal heeft. De auteurs nemen de tijd om de toch wel talrijke protagonisten te duiden en doen dat vaak op een zeer subtiele manier. Soms lijkt er weinig te gebeuren, maar door personages onopvallend te introduceren en wendingen op een natuurlijke manier te verweven in realistische dialogen, creëren ze een aangenaam en uitnodigend tempo. Een mooi voorbeeld is de eerste pagina van De Purperen Parel: via één welgemikte en efficiënt in beeld gebrachte anekdote kaderen de auteurs meteen Chimères hele jeugd. De strips zitten vol met dit soort verfijnde verteltechnieken.
Ook Vincents losse tekenstijl draagt bij tot het aantrekkelijke karakter van de reeks. Met zwierige lijnen weet hij de sfeer van het negentiende-eeuwse Parijs complexloos op papier te zetten. Elk plaatje is raak; zijn lijnvoering vitaal en speels. Hier en daar ontwaren we gemaniëreerde figuren die in al hun aardse sierlijkheid aan Pontormo doen denken. Er wordt trouwens veel verwezen naar schilderkunst. Gisèle, de Madame van De Purperen Parel, trad in een vroeger leven op als Olympe, een naam die ze deelt met Manets meesterwerk waarop een courtisane poseert naast een zwart dienstmeisje. In Scharlaken kant komen we te weten dat Vincent Van Gogh een affaire had met Gisèle en tekenaar Vincent smokkelt hier en daar de compositie van een bekend schilderij in de strip. Wanneer Vincent (de schilder) en Gisèle een wandeling maken, versmelten ze eerst met Manets Le déjeuner sur l’herbe en daarna met Seurats Dimanche d’été à la Grande Jatte. Naast Van Gogh passeren nog meer historische figuren de revue: de Maupassant, Eiffel, Freud… Stuk voor stuk worden ze zwierig van de nodige karakteristieken voorzien en geruisloos ingepast in het verhaal.
Het is, ondanks het ruwe realisme, zonder twijfel goed vertoeven in de wereld van Chimère(s) 1887. Wij zijn zeer benieuwd naar het vervolg in deel 3.