Aardig op plaat, voorspelbaar en belegen in een zaal: dat is de balans na een jaar The Wombats. Ondanks verdienstelijke pogingen om degelijke rocksongs te schrijven, gaat het jonge trio een weg op waar alleen artiesten hen voorafgegaan zijn waarvoor wijlen Bill Hicks een zeer scherpe omschrijving voor had.
Ja, The Wombats is ontstaan op een rockschool en ja, in de jaren tachtig was er reeds een band die onder de naam The Wombats Mudpuddles uitbracht op het ondertussen zowat legendarisch Homestead label. En ja, de huidige Wombats zijn net iets minder gewaagd dan de doorsnee band die op dat label platen uitbracht (zie onder meer Einstürzende Neubauten en Dinosaur Jr.), maar het drietal brengt wel okselfrisse rock die nagenoeg onweerstaanbaar is. Daarmee doet het gezelschap evenveel voor de rockmuziek als Herman Brusselmans voor de ontwikkeling van de literatuur, maar goed: een uurtje vertier kan nooit kwaad.
Helaas biedt het trio weinig of geen vertier in de Botanique. Wat daar op het podium weerklinkt, is weliswaar meezingbaar, aanstekelijk en bij momenten zelfs dansbaar, maar tegelijk is het allemaal zo verschrikkelijk hol en ontdaan van passie dat het bijna angstig wordt en doet afvragen of er weldegelijk drie levende wezens op het podium staan.
Om het tegendeel te bewijzen maakt de groep weliswaar grapjes en worden sterke versies neergezet van nummers als “Moving To New York”, maar daarmee is ook alle lof uitgedeeld die uit te delen valt. En dan zijn we nog in een milde bui. Want ook al verkondigen de leden van The Wombats veelvuldig dat het absoluut hun bedoeling niet is een zoveelste tienerband te zijn, live zijn ze het willens nillens wél.
En dat ligt niet alleen aan het uitermate jonge en kirrende publiek, want wat zou dat immers? Ook The Beatles hadden zulk een publiek en zijn zij uiteindelijk niet goed terecht gekomen? Maar wanneer dit gezelschap tijdens “Party In A Forest (Where’s Laura?)” enkele prepubers op het podium danspasjes laat uitvoeren, wordt één en ander ronduit gênant. Met een nieuw nummer over de slechte lichamelijke toestand waarin een mens zich kan bevinden op de eerste dag van het jaar wordt nog een ultieme poging ondernomen de meubelen te redden, maar helaas: de voormalige leerlingen van Paul McCartneys onderwijsinstelling slagen er niet in enige vorm van geloofwaardigheid te herwinnen en gaan hun ondergang tegemoet.
En dat is jammer, want je publiek kan je natuurlijk niet helemaal zelf kiezen. En er valt iets voor te zeggen dat er helemaal niets mis is met een publiek bestaande uit kirrende pubermeisjes, maar de vraag in dat geval is: wat heb je er aan op langere termijn? Fans die je laten vallen zodra ze meerderjarig worden, zijn niet de interessantste doelgroep voor wie een beetje een carrière wil opbouwen. Dat zo’n een fanbase vaak hand in hand gaat met een verschraling van de eigen kwaliteitsnormen is, naast een vreemd toeval, ook een jammerlijke vaststelling. Al kan het natuurlijk allemaal aan ons liggen en hadden wij deze band misschien vooraf te hoog ingeschat. Wat er ook van zij: één verdienste van de groep kan niet ontkend worden: de begrippen ‘joy’ en ‘division’ zijn bij deze wijd en zijd gekend bij een geheel nieuw publiek.