Alweer een communautair verschil, Bart Dewever: de Walen houden meer van The Subways dan de Vlamingen! Toch zouden we er niet om willen splitsen: in een volgestouwde Botanique vol Franstalige landgenoten bewees de groep dat die meer dan ooit gelijk hebben: als het gaat om prettig aanstekelijke upbeat rocktrio’s moet iémand Therapy? langzamerhand kunnen aflossen en zij kunnen dat perfect.
Eigenlijk mag het een wonder heten dat de band nog bij elkaar is: niet alleen worstelde zanger Billy Lunn een tweetal zomers geleden nog met hardnekkige stemproblemen, ook zijn relatie met bassiste Charlotte Cooper hield niet langer stand. Het zag er dus even niet goed uit, maar uiteindelijk bleken de stembanden genezen en in de beste “we blijven vrienden”-traditie maakt Cooper tot op vandaag nog altijd deel uit van de groep.
En dat is best goed, want in haar kort glitterjurkje, voortdurend spurtend van de ene hoek van het podium naar de andere, houdt ze mee de rock ’n rolluitstraling van The Subways op peil als de “Rock ’n Roll Queen” die Lunn ooit in haar zag. Al laat ook hij zich niet onbetuigd als het gaat om het aanmoedigen van publieksparticipatie: “Brussels” is volgens hem voortdurend ongelofelijk fantastisch en dat kan ongetwijfeld nog veel beter tijdens alweer een volgende song.
Dat publiek — overwegend Franstalig en jonger dan twintig jaar — doet dan ook niet moeilijk en vanaf de eerste tonen van de snoeiharde opener “Kalifornia” transformeert de zaal in een kolkende moshpit en dat blijft zo tot het einde. The Subways laten er ook geen gras over groeien en smijten al snel “Oh Yeah” als lekkere kluif het volk in: drie minuten teenage kicks op een jachtig ritme en met uiterst meebrulbaar refrein, het blijft een succesrecept dat Lunn in de vingers heeft als de besten.
Meer van dat: “All Or Nothing” of het heerlijk punky “Shake! Shake!” en vooral het erg sterke “I Want To Hear What You Have Got To Say”; het is het verhaal van één ruzie, door de twee kanten van een koppel gebracht en een bewijs van het songschrijverstalent dat ergens in Lunn nog niet helemaal tot ontbolstering is gekomen. Voorlopig wil hij immers vooral stevig rocken, zoals setafsluiter “Turnaround” bewijst.
Een rustpuntje? Allez, dan: na “Mary” mag er in de bissen nog even gas teruggenomen worden met “Strawberry Blonde”, maar dat de fans nog altijd meer zitten te wachten op de songs van debuut Young For Eternity dan die van het nieuwe All Or Nothing bewijst het enthousiasme waarmee “Rock & Roll Queen” wordt begroet.
”Just play the song” klinkt het na veel te veel publieksspelletjes waarbij vooral om ter luidst moet gekrijst worden, en de band heeft het gelukkig begrepen: meteen lanceert Lunn zich een laatste keer in het refrein. Het is duidelijk dat hij zich als een vis in het water voelt in zijn bandje en dat mag ook – -dit was foutloos gespeeld rockplezier dat het hoger mag schoppen dan een middagstek op Pukkelpop — maar Lunn moet de volksmennerij niet gaan overdrijven; met één Frank Vander linden hebben we meer dan genoeg. Voor de rest hebben we echter geen klachten: dit was energieverspillend topentertainment van de betere soort.