Verkast naar een kleiner label, likken The Subways op hun derde de wonden. Hoewel. Money And Celebrity lijkt meer een schouderophalend wegwuiven van wat het uiteindelijk niet werd. Geld heb je niet nodig voor een goed feestje beweren ze droogjes, maar goeie tunes helaas wel. En laat de groep net daar wat krap bij kas zitten deze keer.
Eigenlijk mag het verbazen dat The Subways na zes jaar nog altijd in business is. Nu al twee platen lang slaagt frontman Billy Lunn er immers in een podium te delen met exje Charlotte Cooper: laat Thurston en Kim er een voorbeeld aan nemen. Maar elders hapert het wel. Met debuut Young For Eternity, op de scène verschenen met pure teenage lust in de lendenen — “Oh Yeah” is wat ons betreft de “Teenage Kicks” van de jaren nul — zou het altijd moeilijk opgroeien zijn. Waar zingt een mens immers over als er iets meer nuchterheid in is geslopen? Als je al eens het deksel op je neus hebt gekregen? Je blijft immers geen jonge hond voor immer. En dus wordt er maar geforceerd gezongen over de leegheid van de roem en feestjes: alles wat het niet is geworden, want uiteindelijk ging het van major Warner naar het kleinere Cooking Vinyl.
Allemaal goed en wel, maar van jonge twintigers wordt iets meer wijsheid verwacht dan drie kwartier rücksichtslos beuken tot je trommelvliezen bloeden. Of neen, schrap dat: beuken mag, maar zorg dan toch voor variatie, stilistische rijkdom, melodie. Money And Celebrity gaat op alle vlakken onderuit, ondanks de aanwezigheid van Brits superproducer Stephen Street achter de knoppen.
Nochtans kan het begin op een traditioneel goedkeurend knikkebollen rekenen. “It’s A Party” steekt er meteen de vlam in, single “We Don’t Need Money To Have A Good Time” — een song over de economische crisis, no less — scheurt geweldig door de bochten op zo’n hobbelritme waar drummer Josh Morgan het patent op lijkt te hebben. It’s poppunk as we know it, Jim. Maar is dat niet wat we soms even nodig hebben als eten en seks?
De groep gaat verder op dat elan, maar zo goed wordt het helaas niet meer. “I Wanna Dance With You” is opnieuw een aangename meezinger: handclaps worden al voorzien, Cooper neemt enthousiast een deel van de zang voor haar rekening, het refrein laat zich met geen drilboor uit je hersenen beitelen. En ook “Kiss Kiss Bang Bang” spat met gusto uit de boxen. Alweer een melodie die niet wil loslaten, overigens.
Surfend op de high van die uitschieters gaat The Subways door, en blijft gaan. Track na track beukt en scheurt, laat ons nauwelijks ademruimte, maar de aanstekelijke oorwurmen op. In “Popdeath” — een afrekening met de wegwerpsterretjes van de Idoolgeneratie — hoor je de akoestische basisversie nog doorschemeren en je hoopt dat iemand ooit Lunns elektrische gitaar afpakt en hem dwingt om een simpele songschrijversplaat te maken. Een beetje rustpunt had op Money And Celebrity niet misstaan, namelijk, en de luide mastering van de plaat slaat de luisteraar nummer na nummer nog meer plat.
Alsof een kudde neushoorns net over ons heen is geraasd: zo voelen we ons dus als de laatste tonen van “Leave My Side” wegsterven. Maar wat misschien nog het ergste is: na drie platen doen The Subways nog altijd exact hetzelfde als zes jaar geleden, van enige muzikale evolutie is geen sprake. En toegegeven, soms levert dat entertainment op als “We Don’t Need Money To Have A Good Time”, dat we tegenwoordig maar al te graag uit onze radio horen schallen, maar al te vaak horen we doorslagjes van wat de groep in zijn begindagen beter deed. Het is, met een gemiddelde leeftijd van 24 jaar, dringend tijd om toch wat op te groeien.