20 jaar Magasin 4, dat moet gevierd worden in stijl. Er zijn volop plannen in die richting, want het feestje dat gisteren begon met The Ex & co. zal nog een paar maanden aanhouden. Het publiek tekende present (of anders gezegd: het kot barstte bijna uit z’n voegen), je kon aan een geïmproviseerde cocktailstand zomerse drankjes slurpen (niet zo’n slecht idee bij de tropische temperaturen binnen) en de bands kregen het talrijk opgekomen publiek moeiteloos op hun hand.
Dat was alleszins toch het geval bij het Franse duo Gâtechien, dat net aan z’n set begonnen was toen we de snikhete zaal binnenkwamen. De band timmert intussen al meer dan een decennium aan de weg. Heel veel commercieel succes heeft dat voorlopig niet opgeleverd, wel een handvol releases en een sterke livereputatie. Die werd grotendeels ingelost door de set die we zagen, waarbij vooral de ongebruikelijke combinatie van bas en drums opviel. Die bas hing vooral rond in een krachtig mid-bereik dat hier en daar wat deed denken aan Nomeansno en het tweetal leek ook regelmatig te refereren aan Fugazi, maar stak er een lichtvoetig gevoel voor humor in. Na een tijd werd het wat te eenvormig, maar het is duidelijk waarom deze Fransen geliefd zijn in het clubcircuit.
Toen de Nederlanders met hun Amerikaanse vriend het podium op kwamen, was het voorbereidende werk al gebeurd. Het publiek, intussen enkele vaten bier verder, zat te smeken om een feestje en de dansbare muziek van The Ex ging er dan ook in als zoete koek. Geholpen door de bekende bandenergie en een uit de kluiten gewassen sound, ging het vanaf “Double Order” meteen naar een piek die regelmatig terug werd opgezocht. Daarvoor putte de band uit Catch My Shoe (2010) en Enormous Door (2013), al passeerden ook weer een aantal stukken die nog niet op een studioplaat belandden.
Een van die songs was “Top Of My Lungs”, naar goede gewoonte vooraan het podium gezongen door drumster Kat. Net als hun versie van “Hidegen Fújnak A Szelek” is het doorgaans een soort rustmoment binnen de set, maar dat was deze keer buiten het mengpaneel gerekend. De gitaren vormden een dikke massa waarin de interactie van de gitaristen en het klarinetspel van Vandermark genadeloos verzopen. Helaas was dat wel vaker het geval: door vooral in te zetten op een zware sound en een (veel te) hoog volume, ging de muziek van de band erg massief en heavy klinken, maar het verloor daardoor ook z’n scherpte. Die snijdende, kervende en onstuimig jakkerende gitaarpartijen klonken zo eerder log dan snedig, wat jammer was.
Dat nam natuurlijk niet weg dat de band speelde met die typische bevlogenheid en een resem songs onder de arm die je gewoonweg niet kapot gespeeld krijgt. Van het ingetogen “Every Sixth Is Cracked” tot een geweldig intense versie van “Maybe I Was The Pilot”: ze werden allemaal overtuigend uitgevoerd, al viel Vandermark zelfs op baritonsax moeilijk te ontwaren in het gitaargeweld. Niet dat ’s mans komst veel veranderd had, want de songstructuren werden intact gehouden en zijn rol was doorgaans beperkt tot hier en daar bijkleuren en staccato elementen of gierende uitschieters toevoegen. Sober, maar efficiënt.
Intussen zwansde Arnold De Boer erop los in z’n onbehouwen, maar onweerstaanbaar kromme Frans (de vraag naar wat meer soleil op het podium werd dan weer beantwoord met een protserige lichtshow die ze vermoedelijk niet zagen aankomen) en naaide de band de ene song aan de andere. Hier en daar leek niet alles even strak in elkaar te passen, maar dat kan ook te maken hebben met die loeiende sound, die alle randjes genadeloos wegvijlde. Niet dat het publiek zat te klagen: tot de bruisende versie van “Four Billion Tulip Bulbs” en bisnummer “Theme From Konono No. 2” bleef het onthaal bijzonder enthousiast en werd er wild en zweterig gedanst. En terecht. The Ex was een ideale opener voor het maandenlange feest, al is het te hopen dat de volgende bands wel een sound op maat krijgen.