Onvermoeibaar blijft rietblazer/componist Ken Vandermark in de weer met talloze bands, zowel transcontinentaal als lokaal, met ensembles die je working bands zou kunnen noemen en uiteenlopende ad hoc-constellaties. Een sterk gewijzigde economische realiteit zorgde er echter voor dat grotere bezettingen niet meer realistisch waren. Intussen dateert de laatste opname van Audio One ook alweer van vier jaar geleden. Maar kijk, nu en dan doen zich nog eens kansen voor, zoals in maart van 2018, toen de man voor het Artacts Festival in St. Johann (Oostenrijk) een soort droomband kon samenstellen. Het tentet had een paar dagen voorbereidingstijd en speelde één concert als festivalfinale. Dat concert is nu uit op een schijfje.
Het mag niet verbazen dat ook Entr’acte een internationale affaire werd. Vandermarks Territory Bands waren er aan het begin van de eeuw al op gericht om de Amerikaanse frontlinie van improvisatoren in contact te brengen met Europese vertegenwoordigers. Daarna gebeurde hetzelfde met het Resonance Ensemble, terwijl Audio One noodgedwongen een Amerikaans onderonsje was. Hier krijg je echter een groep muzikanten bij elkaar waar de leider de voorbije jaren regelmatig mee aan de slag was, of waar er toch een connectie mee was.
Uit eigen land is er trompettist Nate Wooley. Samen met Vandermark bracht hij een aantal uitzonderlijke duo-albums uit, maar ze vormen ook 50% van Shelter. De andere helft van die band – gitarist/bassist Jasper Stadhouders en drummer Steve Heather – was ook van de partij. Daarnaast zijn er drie Oostenrijkers (pianist Elisabeth Harnik, drummer Didi Kern en turntablist Dieb13), de Deense altsaxofoniste Mette Rasmussen, de Canadese ex-pat Joe Williamson (bas) en de Nederlander Terrie Ex (gitaar). Samen een opvallende combinatie van muzikale stemmen, met ook zeer uiteenlopende achtergronden (van de klassiek geschoolde Harnik tot een ongeschoolde doe-het-zelver als Ex).
Kortom: een bonte verzameling individuen, maar wel gestuurd door de duidelijk aanwezige, overkoepelende visie van Vandermark, wiens tics en obsessies bepalend zijn voor het hele album. Vanaf “Perpetual Desk (For Ikue Mori)” kom je immers terecht in een wereld waarin uitersten elkaar ontmoeten en leiden tot nieuwe optelsommen. De collectieve knal en de eerste speels-unisono beweging van Vandermark en Harnik zijn de start voor een trip die regelmatig in abstractie en textuuronderzoek duikt, maar ook teert op scherpe contrasten (een dartele piano vs. schurende gitaren), voortdurend op zoek gaat naar manieren om vorm en vrijheid in evenwicht te houden, middels akoestische én elektrische passages, individuele stunten en collectieve eensgezindheid. De steeds aan intensiteit winnende solo van Rasmussen is een hoogtepunt, maar dat geldt ook voor de dubby groove met twee rollende drummers die naar Zuid-Afrika lonkt. Afsluiten gebeurt met strak gedirigeerde stoten die lonken naar hedendaagse muziek.
“Foundry (For Richard Serra)” gaat nog een stuk radicaler te werk. Hier wordt nog sterker de nadruk gelegd op de basisbestanddelen van de muziek, transformeren aanzwellende klanken aan tot withete noise, feedback en spacey uitweidingen. Geen idee wat er precies aan de hand is – vermoedelijk gemanipuleerd stuntwerk van Wooley in combinatie met gitaarterreur en sudderende elektronica -, maar het leidt tot een spetterende, robuuste expressie die met het invallen van drums nog aan intensiteit wint. Vervolgens wordt er weer ontmanteld, schuren saxen tegen een ondergrond van allerhande onbestemd geharrewar en stuitert een gitaar over het podium. En vooral valt op hoe zorgvuldig omgesprongen wordt met ruimte en dosering.
Dit is geen lompe free-for-all, maar een verkrampende oefening in aantrekking en afstoting, ontmanteling en cumulatie, compromisloos experiment én plots opduikende aanstekelijkheid op de wip tussen elektroakoestische vrijbuiterij en moderne freejazz met een vet pompende, dansbare (!) rock-’n-roll-twist. Het ligt ook regelmatig in het verlengde van wat Vandermark doet met bands als Shelter, Marker en Made To Break, maar dan in XL-formaat. En: ook hier kan je ongetwijfeld op zoek gaan naar filmische processen die toegepast worden op muziek. Bandnaam en albumtitel verwijzen niet voor niets naar films van Jean-Luc Godard en René Clair.
Slotstuk “Telegram (For Francis Picabia)” start met een knoert van een rechtse, die koppig, massief en hypnotiserend aanhoudt, met zwalpende elektronica, glasgruis van de gitaren en een snedige solo van Rasmussen, tot een drumsolo het boeltje omgooit en de deur weer open zet voor abstractie, kleurrijke contrasten, een ingehouden, maar manische percussiestorm en een knallende finale. Er is doorgaans geen rechtstreekse link tussen Vandermarks composities en degenen aan wie ze opgedragen zijn, maar hier lijkt het wel alsof het ensemble erop uit is om de vele gezichten van Picabia’s oeuvre om te zetten in muzikale interactie.
Het leidt tot een collectieve krachtinspanning die afgesloten wordt met een joekel van een uitroepteken. De staande ovatie die volgde op het concert krijg je niet te horen, maar je denkt ‘m er zo bij. Soigne Ta Droite is een stevig album en geen evidente koek om vanuit een zetel te beluisteren, maar voor gewillige en aandachtige oren maakt het wel nog eens duidelijk dat Vandermark zich hier omringde met een topband die een aantal van ‘s mans stokpaardjes een knetterende invulling gaf, vele malen spannender en inventiever dan wat dezer dagen aan de man gebracht wordt als avontuurlijk spul. Het valt enkel te hopen dat het niet bij deze eenmalige samenkomst blijft.