Een grootse en veelgelaagde roman over een brok razend interessante geschiedenis, dat is Kinderen van Brezjnev in een notendop. Op verschillende niveaus te lezen, is het boek op een erg ingenieuze en beklijvende manier in elkaar gevlochten. De auteur is een uit Tataarse ouders geboren Estse, die nu in Nederland woont. Ze schrijft autobiografisch gekleurd, met veel fantasie en literaire gevoeligheid, als een gloedvol sprookje dat helder-licht begint en steeds grimmiger wordt.
Het zijn vooral de van nostalgie doordrongen passages uit het eerste deel, die ingegeven lijken door eigen herinneringen: zo sterk doorleefd zijn ze geschreven. In de fictieve kustplaats Ruha, een voormalig kuuroord aan de Oostzee en in het heden van de roman (eind jaren zeventig) verworden tot een arbeidsnederzetting, komen het oude Estland en het kille Sovjetbestaan met elkaar in contact. De Esten, nog steeds getraumatiseerd door de Russische invasie in 1944, wenden zich in stilzwijgen tot het verleden, identificeren zich met natuur en religie en houden vast aan eeuwenoude rituelen. Ondertussen leidt de Sovjetrealiteit met zijn verwoestende gruwel bij de bevolking alleen maar tot escapisme in alcohol, ongebreideld materialisme en ontembare seksuele lust. Heel toepasselijk verweeft Valiulina hier op de meest fijnzinnige wijze, en met een goed gedoseerd gevoel voor magie, het welbekende verhaal van Blauwbaard door haar hoofdstukken.
De in eerste instantie door naïeve kinderogen bekeken en idyllisch beschreven badplaats Ruha maakt in deel twee plaats voor Tallinn. Een donkere en verstikkende wereld wordt opgevoerd, waarin een twijfelachtige moraal de verveling moet compenseren. Hoe tragisch wordt een gevoelige natuur gecorrumpeerd om later op onethische wijze deel te nemen aan de macht, vol minachting voor het volk en slechts verlangend naar rijkdom en autoriteit. Hij verhoudt zich tegenover een slachtoffer van de vaalgrijze onderlaag van de maatschappij, iemand die zich vergaapt aan Westerse reclamespots vol glimlachende mensen. De gruwelijke afwikkeling van dit verhaal roept soms reminiscenties op aan de groteske passages van Dostojevski. Het naamloze meisje uit deel één krijgt in deel twee trouwens een naam en zal tegen de achtergrond van de feiten enkele cruciale vragen stellen. In het derde deel duikt ze weer naamloos op, in een bijrol waarin het menselijke leed samengebald wordt en resulteert in het opportunisme van die afstotelijke soort mensen die het in de wereld altijd voor het zeggen zullen hebben.
De roman blijft niet ter plaatse trappelen, maar evolueert snel in de tijd. Het derde deel speelt zich alweer af na de Perestrojka, in de jaren negentig. In een door consumptiezucht uitgeputte wereld valt het hoofdpersonage, nochtans een intellectueel pur sang, ten prooi aan hebzucht en wordt hij het slachtoffer van zijn eigen zaken. De zo kostbare vrijheid die hij kende uit boeken, blijkt hopeloos achterhaald in deze “echt vrije wereld” van geld en macht: er rest slechts totale oppervlakkigheid en geestelijke uitholling. Voor genegenheid en compassie is er al helemaal geen plaats meer. Ook het epiloogachtige vierde deel, waarin het huidige Rusland wordt uitvergroot, ontbeert elke humaniteit. Hoewel gepresenteerd in de vorm van een parabel vol leuke woordspelingen, is de stof gebaseerd op waargebeurde feiten. De gruwelijke scènes over de gevangenschap en ondervraging van “de boekhouder” doen overigens sterk denken aan de passages uit Leven en Lot van Vasili Grossman, waarin de Loebjanka onder Stalin wordt beschreven. Het boek eindigt dus als een nachtmerrie, maar er is hoop. De hoop dat individuele vrijheid toch zegeviert en leidt tot compassie en simpele goedheid.
Ja, Kinderen van Brezjnev is een lijvige roman, maar hij verveelt nooit. Het boek gaat over een interessant stuk geschiedenis, over het verdriet en de angst van een Baltisch volk, over vrijheid versus waarheid en over de zegen van een grote geestelijke rijkdom in het leven. Maar niet alleen dat. Sana Valiulina spreidt een keur aan prachtige verteltechnieken tentoon en roept hierbij de intelligentie van de lezer te hulp om mee de complexiteit van het boek te construeren. Bovendien schrijft ze in een soepele en literair gevoelige taal. Ongetwijfeld heeft de schrijfster veel gelezen van die “vrijheidslievende dichter” die consequent in de roman opduikt. En veel van hem geleerd, want dit boek etaleert groot schrijverschap.
Copyright foto auteur: Otto Snoek