Werden hier het afgelopen jaar enkele bedenkingen geuit over de koers van Vrije Vlucht, dan lijkt het prestigeschip van Dupuis nu opnieuw de juiste weg gevonden te hebben. Rode Taiga is niet alleen de indrukwekkende entree van twee debutanten, maar hopelijk eveneens het begin van een even indrukwekkend oeuvre.
Het leven in Transbajkalië is geen lolletje. Zeker niet in 1920. De Russische deelrepubliek, gelegen in Oost-Siberië, is het decor van een bitse strijd tussen bolsjewieken en naar autonomie strevende lokale bewoners. De arts Ferdynand Ossendowski is op de vlucht en proeft in dit barre landschap van de eenzaamheid die het achterlaten van zijn geliefde Natasja met zich meebrengt.
Tijdens zijn tocht ontmoet Ferdynand Djam Gordu, een krijger uit het land van Uriahays, die hem zal helpen overleven in de ruwe streek en bij de al even ruwe krachtmetingen. Vaak is zijn tocht er een waarbij beslissingen verengd worden tot doden of gedood worden, een keuze die niet evident is voor de romantisch aangelegde arts.
Uiteindelijk is het zijn beroep dat zijn redding blijkt te zijn, wanneer Ferdynand bij Djams volk terecht komt. Dankzij een wonderbaarlijk poeder dat hij op zak heeft, weet hij de dochter van de leider van de Sojoten er bovenop te helpen, maar die positieve wending blijkt slechts het begin te zijn van een maalstroom van seks, drugs en nog meer geweld.
Hoewel het verhaal bij momenten behoorlijk zwaar op de hand is, zorgen debutanten Vincent Perriot en Arnaud Malherbe toch voor een meeslepende vertelling die, naarmate de omstandigheden waarin Ferdynand terecht komt absurder worden, in toenemende mate een vorm van absurde humor omarmt. In een wereld waarin een mensenleven zo goed als niets waard is, is het een opluchting om bijvoorbeeld de derde Tibetaanse Lama te zien opduiken als een nihilistisch drankorgel.
Dat solide en onderbouwde scenario en de ruwe maar realistische tekeningen van Perriot maken van het eerste deel van Rode Taiga een ijzersterke strip die helemaal voldoet aan de kwaliteitsnormen van Vrije Vlucht. Bovendien zit het scenario zo in elkaar dat vanaf de eerste plaat vragen worden opgebouwd die slechts mondjesmaat beantwoord worden. Voor zover ze al een antwoord krijgen, want na het dichtklappen van Rode Taiga kan een zucht niet onderdrukt worden: het enige nadeel aan dit soort albums is dat het tweede en laatste deel doorgaans zo lang op zich laat wachten dat de nieuwsgierige lezer er moedeloos van zou worden. Maar ergens is ook dàt een compliment voor de auteurs.