De Britse schrijver Julian Barnes wordt de laatste jaren overstelpt met literaire prijzen. Veel aandacht dus voor nieuw werk, maar ook heruitgaven hebben we hieraan te danken. In die laatste groep valt Flauberts papegaai, Barnes’ doorbraakroman uit 1984 waarmee hij voor het eerst op de shortlist van de Man Booker Prize terecht kwam. Als lichtvoetig en vormelijk verrassend Flaubert-portret staat dit boek nog overeind, maar naar de wijsheid van de latere Barnes is het toch zoeken.
Van Julian Barnes is net opnieuw een meesterwerk verschenen. In dat boek, Hoogteverschillen, spreekt Barnes openhartig over het omgaan met verlies en verdriet na het overlijden van zijn echtgenote Pat Kavanagh. Ergens citeert Barnes zichzelf: hij laat een personage uit een vorige roman aan het woord, die ook zijn vrouw verloor. Dit personage is Geoffrey Braithwaite en die roman is Flauberts papegaai. Naar aanleiding van het recente succes van Alsof het voorbij is, waarmee Barnes de Man Booker Prize 2011 won, geeft uitgeverij Olympus nu twee van zijn bekendste en onconventionele werken opnieuw uit: naast Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk, dus ook Flauberts papegaai.
Ondanks de in Hoogteverschillen geciteerde passage, is Flauberts papegaai een boek dat slechts heel latent gaat over een man die zijn vrouw verloor. De arts Geoffrey Braithwaite vertelt op een bepaald moment inderdaad een “zuiver verhaal” waarin hij het over zijn overleden vrouw heeft en tegelijk zijn monomanie voor de schrijver Flaubert verklaart: “In boeken krijg je de dingen uitgelegd, in het leven gebeurt dat niet. Boeken verklaren het leven. De enige moeilijkheid is dat de levens die ze verklaren die van anderen zijn en nooit dat van jezelf.” Het is het enige hoofdstuk waarin je de wijsheid en de rust van de laatste boeken van Barnes terugvindt. De lezer die vooral hiervoor Flauberts papegaai ter hand neemt, zal van een kale reis terugkomen en het gevoel hebben vooral veel ballast te hebben gelezen.
Tegelijk met het proberen ontrafelen van alle details over het leven van Flaubert, botst Geoffrey Braithwaite ook op onkenbaarheid. Hoe groot zijn kennis ook wordt, op het verleden krijgt hij geen grip. Maar opnieuw, dit vormt een metalaag in het boek, voor de lezer die meer wil zien dan de feiten. En feiten, daarmee is Flauberts papegaai volgestopt. Over het leven dus van die grote negentiende-eeuwse Franse schrijver van Madame Bovary. Hoewel op humorvolle en speelse wijze gebracht en met onconventionele vorm (drie chronologieën, examenopgaven, verdedigingsreden als in een rechtszaak,…) is dit feitenboek er toch vooral één voor de Flaubertliefhebber. Barnes werkt natuurlijk enthousiasmerend voor wie zijn werk nog niet kent, maar op een bepaald moment wil je naar een essentie en niet nog een hoofdstuk over treinen, de kleur van ogen of allerhande dieren.
Een boek over de verliesreactie van een arts krijgen we niet of slechts oppervlakkig. Wel leren we dat hij zich in existentiële nood blijft verstoppen achter Flaubertanecdotes. Of de niet-academische lezer geïnteresseerd zal blijven in al deze faits divers valt te betwijfelen. Buiten discussie staat wel dat Barnes dankzij een scherpzinnig gebruik van quotes uit vele brieven een intrigerend portret van Flaubert schetst. Neem daarbij Barnes’ immer vlotte pen en milde ironie en je krijgt een interessant-vermakelijk boek, maar geen literaire topper.