Bij de koffie en thee gaf Julian Barnes, auteur van de Man Booker Prize winnende The Sense of An Ending, één raad aan regisseur van dienst Ritesh Batra: “Go ahead and betray me.” Bij de adaptatie van een roman is ontrouw zijn aan je bron, vrijwel de beste raad die je kan krijgen. De kunst zit hem in het kunnen begeesteren zoals Barnes dat kan. Of Batra daarin geslaagd is, in een luttele 108 minuten, is nog maar de vraag.
Tony Webster, de doorsnee chagrijnige Britse zestiger, zit wat in een sleur sinds hij scheidde van zijn vrouw, tot de erfenis van het dagboek van een oude vriend hem terugkatapulteert naar zijn bruisende studentenleven. De zoektocht naar het boek brengt hem opnieuw in contact met zijn eerste liefde Veronica, die in het bezit is van het dagboek en het halsstarrig weigert af te geven. Nieuwsgierige Tony kent de betekenis van “nee” nog niet helemaal en start een hele onderneming van advocaten raadplegen, oude vrienden opbellen, aankloppen bij zijn ex-vrouw en ten slotte Veronica stalken. Best extreem, maar het druiligere, drukke, eenzame London lijkt voor Tony nu eenmaal een stuk minder charmant dan de late jaren zestig, zijn tijd van het grote sentiment, het stille verzet en warme bruingele kamers waarin hij voor het eerst van bil zou gaan. Dat er nog een heden bestaat, waarin zijn dochter op het punt staat om als alleenstaande vrouw een kind op de wereld te zetten, verliest hij wel eens uit het oog.
Zowel Veronica en Tony worden op briljante wijze vertolkt. Jim Broadbent portretteert Tony het ene moment als de gemoedelijke, maar eenzame, cynische vader, het andere als een ietwat akelige stalker, maar geen enkel moment ongeloofwaardig. Charlotte Rampling vereenzelvigt zichzelf als het ware met Veronica, het voor Tony onbegrijpelijke mysterie of voor zijn ex-vrouw een van die vrouwen “who are not mysterious at all and they are only made so by men’s inability to understand them”. De zoektocht naar Tony’s vragen uit het verleden zijn verwezenlijkt met zo’n nauwgezette natuurlijke montage dat het heden en verleden naadloos in elkaar over gaan. Je kan het vergelijken met een telefoontje naar je grootmoeder: je weet op den duur niet meer hoe je van “Hoe gaat het?” naar een aaneenschakeling van losse verhalen uit het verleden bent geraakt, maar op de een of andere manier culmineren al die verhalen alsnog in een pointe.
Naar die pointe wordt langzaam maar zeker toegewerkt, hoewel het tempo altijd gezapig blijft, om niet te zeggen: vervelend. De thema’s die worden aangekaart hebben nochtans potentieel: zelfmoord, de verveling van het oud worden, eenzaamheid en de uitdagingen van een alleenstaande moeder. Helaas blijft de film hier trappelen aan het oppervlak. De vastbeslotenheid van Tony om het dagboek terug te vinden wordt gereduceerd tot een zielige en niet bijster interessante obsessie. Wel fascinerend om zien is hoe de beelden zich even hard gaan opdringen als Tony zelf: de zwaaiende moeder van Veronica en zijn beste vriend in bad zijn even alomtegenwoordig voor de kijker als in Tony’s hoofd. Het subtiele vingerkootjes trekken van Tony, een oude gewoonte, herinnert ons er telkens aan dat Tony niet meer helemaal in het heden leeft.
Begeesteren deed Batra niet, maar toch slaagde hij erin om ons te confronteren met Barnes’ nadruk op de onbetrouwbaarheid van het geheugen, dat verbloemt en ons telkens opnieuw belazert. The Sense of an Ending speelt met een cruciale vraagstelling: in hoeverre is er discrepantie tussen hetgeen effectief gebeurde en hetgeen je vertelt aan jezelf en anderen? Niet per se uit een soort laf narcisisme, maar ook uit pure onwetendheid. Om maar te zeggen: jouw leven is waarschijnlijk niet minder fictie dan pakweg Forrest Gump.