Slechts weinig groepen kunnen hun setlist putten uit zo’n verscheiden arsenaal aan nummers als Blonde Redhead. Bovendien hebben ze het zichzelf niet bepaald gemakkelijker gemaakt met hun laatste worp, Barragán, die grotendeels vaarwel zegt aan de volle sound die quasi alle voorgaande platen karakteriseert, en voor een veel intimistischere aanpak kiest. Het zal een uitverkochte Botanique benieuwen hoe dat zich laat vertalen naar het podium.
De klok luidt 21u02 wanneer de groep het antwoord komt leveren. De tweeling los gekleed in jeans en hemd, Kazu Makino in feilloos wit kleed dat haar onderbenen aan de ogen van de toeschouwer toevertrouwt, en een bolhoed die gedurende de avond meermaals op en af gezet zal worden. Geen paardenmasker meer om zich achter te verschuilen, dus.
Beginnen doen we met een valse start. Zanger/gitarist Amadeo Pace (spreek uit “pa-tjé”, en niet “peejs” zoals onze Amerikaanse vrienden wel eens durven doen) heeft slechts in-ear monitoring door één oor, wat begrijpelijk niet optimaal is. Het euvel is snel opgelost, en het meest recente openings- en titelnummer “Barragán” wordt ingezet, niet verwonderlijk net zoals op plaat gevolgd door “Lady M”.
Wat meteen opvalt: de nieuwe nummers kunnen alvast op aardig wat enthousiasme rekenen bij het niet al te jonge publiek, ondanks de duidelijke verschillen met het oude, meer vertrouwde werk. Blonde Redhead lijkt al jaren een trouwe horde fans aan zich vast te kunnen binden, en die hadden deze avond duidelijk honger.
Wat daarna volgt, is een gezonde en evenwichtige mix van nummers uit voornamelijk de vier laatste albums, met weliswaar wat meer ruimte voor het nieuwe werk. Makino wisselt af tussen haar gloednieuwe Mellotron, die haar toelaat een bijzonder breed klankenpalet aan te spreken, en haar gitaar. De nieuwe nummers zijn duidelijk gediend met een live behandeling, en zorgen voor een aangename wisselwerking met het heftigere, oudere werk. Het nieuwe album lijkt zich gemakkelijker te laten vertalen naar het podium dan de vaak eivolle eerdere producties. Desalniettemin is het opmerkelijk hoeveel lawaai het trio kan maken zonder al te veel hulp van backing tapes. Ergens halverwege de set begint “Wrong Again” met een gezongen “Wrong again” dat vier maten te vroeg komt. Over ironie gesproken. Held van de avond is ontegensprekelijk drummer Simone Pace die de boel als een galjoenmeester vooruit stuwt, en met de nieuwe nummers misschien wel meer ruimte krijgt dan voorheen om de show te stelen.
Na bijna een uur dat aan sneltempo voorbijraasde, zit de hoofdset erop. Coutume oblige, en enkele minuten later neemt het trio terug plaats op de bühne. We horen Makino kreunen door de micro dat ze pijn heeft aan haar rug. “I’m getting old.” Het antwoord uit het publiek laat niet lang op zich wachten: “Me too!” “No, I’m not old… Well, I am, but besides that, we drove all the way from…” Lange stilte, Pace begint te lachen, Makino kijkt naar haar groepsmaten en de monitoring voor hulp, die dan uiteindelijk toch komt… “Amsterdam”. Dit soort speelsheid zijn we niet gewend van de groep.
Na een ingetogen “The One I Love”, en het eerste stuk uit “Defeatist Anthem (Harry and I)” worden de backing tapes bovengehaald voor publieksfavoriet “23”. Explosief applaus en geroep. De groep had hierna gerust het podium mogen verlaten, en de fans laten snakken naar een volgende gelegenheid, maar er wordt toch gekozen om de gemoederen wat te bedaren met, net zoals op de plaat, de delicaat gebrachte afsluiter “Seven Two”. De broers groeten het publiek, en stappen voorts. De ooit aan plankenkoorts lijdende Makino blijft ironisch genoeg wat langer plakken om iedereen uitvoerig te bedanken, en stapt zelfs nog even naar de andere kant van het podium om ook die mensen niet in de steek te laten.
Het optreden duurde, zoals gepland, exact 1 uur en 20 minuten. Niet te lang, niet te kort, gevarieerd, krachtig, en bij wijlen zelfs ietwat speels. Blonde Redhead is na 20 jaar carrière nog lang niet uitgeblust, zoveel is zeker.