Minder dan tien jaar nadat ze met De terugkeer van de wespendief haar eerste boek uitbracht, toont Aimée de Jongh dat ze tot de groten van haar generatie hoort. Het nieuwe Dagen van zand zet alles wat voorafging in de schaduw. Met het boek neemt ze de lezer op indrukwekkende wijze mee naar de Amerikaanse Dust Bowl.
Een aanhoudende periode van droogte, landbouwtechnieken die variatie schuwden en de schaduw van een economische crisis: amper drie ingrediënten volstonden om grote delen van de Verenigde Staten in de jaren 1930 te veranderen in een woestenij, letterlijk en figuurlijk. De staat Oklahoma, die het zwaarst getroffen werd door de Dust Bowl, werd een oord van miserie, waar stofstormen de ellende regelmatig met een nieuw laagje vuil zand bedekten.
De periode is in het Amerikaanse collectieve geheugen gegrift, maar heeft het in Europa nog niet tot het leerplan van de geschiedenislessen geschopt. Gelukkig, al is dat woord enigszins ongepast in deze context, is er flink wat culturele aandacht voor de Dust Bowl. Woody Guthrie zong er een flinke lading songs over, John Steinbeck beschreef de periode in zijn werk en er waren uiteraard de foto’s van Dorothea Lange, zoals het iconisch geworden Migrant Mother.
Zij en collega-fotografen waren door de Farm Security Administration gevraagd de toestand in de door de Dust Bowl getroffen locaties te documenteren. De Jongh creëerde een extra fotograaf, gaf hem de naam John Clark en schreef Dagen van zand over de jongeman.
De 22-jarige Clark, met enkel beperkte werkervaring bij een kleine krant op zijn cv, wordt voor de leeuwen gegooid. Voor het eerst moet hij in zijn werk ethische afwegingen maken. Hoe breng je het grotere geheel in beeld? In tijden waarin er nauwelijks nog een foto verschijnt zonder dat er een heel bewerkingsproces bij kwam kijken, kan het geen kwaad stil te staan bij foto’s als manier om de werkelijkheid in beeld te brengen.
De manier waarop De Jongh de Dust Bowl in beeld brengt, is in ieder geval indrukwekkend. Het contrast met het twee jaar geleden verschenen Taxi kon nauwelijks groter zijn: van de bijna underground aandoende zwartwittekeningen naar imposante kleurenplaten: het is geen evidente stijlverandering, maar het werkt. De Jongh gebruikt de ruimte die haar ter beschikking staat en laat de soms paginagrote tekeningen spreken. Ondanks de realistische stijl, laat De Jongh haar personages de ruimte om effectief stripfiguren te zijn. Het resultaat is sfeervol en knap, een gedroomde versie van de werkelijkheid. Wie kikt op de Amerikaanse roadtrip, kan hier zijn hart ophalen en, zelfs al wordt een dramatische episode beschreven, de reiskriebels voelen opborrelen.
In een oeuvre dat tot nu toe steevast wist te verrassen, is Dagen van zand voorlopig de kers op de taart. Het boek krijgt een internationale release en het zou niet meer dan logisch zijn dat het ook in de VS op de markt komt én voor een doorbraak zorgt. Niet alleen is de Dust Bowl al te lang genegeerd als onderwerp in het beeldverhaal, De Jongh is het soort auteur wiens verhalen het verdienen gelezen en bekeken te worden tot ver buiten de landsgrenzen.