Wie was Jan Jacob Slauerhoff? Zelf zal hij het ons niet meer vertellen, want 5 oktober 1936 ging zijn licht voor eens en voor altijd uit. Toch spreekt het jong gestorven genie nog tot ons, en wel via zijn romans, verhalen en gedichten. En via zijn talloze bewaard gebleven brieven, waarvan De Arbeiderspers nu een uitgebreide bloemlezing uitgaf.
Een varend eiland is niet de eerste editie gewijd aan Slauerhoffs brieven. Waar vorige publicaties zich telkens toespitsten op de correspondentie met een specifiek persoon, ligt de kracht van deze uitgave juist in de heterogene verzameling van geadresseerden. De lezer krijgt niet alleen een indruk van Slauerhoffs bewegingen binnen het literaire landschap van zijn tijd, maar ook van zijn persoonlijke besognes. De schrijver én de doodgewone mens, de roekeloze avonturier én de man verteerd door twijfels, de figuur op zoek naar de eeuwigheid én iemand die wilde vluchten voor het leven in de schoot van vrouwelijk schoon. Slauerhoffs bestaan was een kruitvat van tegenstellingen, waarvoor de man zelf af en toe op de loop ging.
De oceaan was Slauerhoffs geliefkoosde excuus, een mogelijkheid tot herbronning en de wieg voor zijn inspiratie. Van zodra hij te lang op zee zat, liet hij zich echter opnieuw verleiden tot de hoop op een gestructureerd bestaan aan wal. Affaires liepen op de klippen, professioneel slaagde Slauerhoff er niet in zich als arts ergens te vestigen, amicaal won hij mensen voor zich om ze later de rug toe te keren. Zo onmiddellijk affectief zijn proza en zijn poëzie, zo moet Slauerhoff dus ook geweest zijn als persoon. De ontvlambaarheid, het belang van intuïtie en associatie in zijn denken, zijn rabiaat-spitante denkvermogen: allemaal keert het terug in de briefwisseling. Die is niet zozeer een literair heiligdom – stilistisch zat Slauerhoff eerder niet in met kwaliteit – maar wel een dankbaar middel om tot een autobiografie te komen. Een zelfportret, samengesteld aan de hand van documenten die de auteur nooit met het oog op de overlevering had geschreven.
Het heeft iets van heiligschennis, zij het dat het doel deze keer de middelen heiligt. Hein Aalders bewijst immers dat, door uitgelezen keuzes te maken voor wat de bewaarde correspondentie betreft, niemand Slauerhoffs verhaal beter kan vertellen dan de man zelf. Maakt dat Een varend eiland meteen tot een perfecte introductie op maat van de leek? Dat nu ook weer niet. Aalders’ uitvoerige inleiding schept een uitstekend kader waarbinnen de brieven kunnen en moeten begrepen worden. Zij het dat de samensteller zich hier en daar verliest in onnodige details. Anders dan Wim Hazeu’s lijvige biografie over de schrijver is Slauerhoff zelf soms verrassend bondig over bepaalde feiten. Grote helderheid wisselt echter af met onduidelijkheid, althans in fragmenten waar de schrijver verwijst naar anekdotische gegevens die inmiddels door de tijd zijn uitgewist.
Men moet als lezer voorbij het historisch aspect kijken, om tot in de kern van Slauerhoffs bestaan te kunnen duiken. Eenmaal dat is geschied, is de ervaring van dit boek buitengewoon. Zoals gezegd, verraadt de stijl veel over het kunstenaarsschap van Slauerhoff. Zijn slordigheden met hoofdletters, interpunctie en alinea’s werden hier geredigeerd, om de leesbaarheid te bevorderen. Wat overblijft, is transparante lectuur van de hand van een ontketend denker. Dat Slauerhoff gedichten als voltooid beschouwde, zelfs al waren ze onaf, is een bewijs van zijn fascinatie voor het onvolmaakte, en net in zijn onvolmaaktheid laat de schrijver zich hier ook zien. Ideeën die maar half worden uitgewerkt, fantasieën, verwensingen, geklaag, bitterheid, spot, intense warmte, humor, verdriet, een vraag om mededogen: het scala aan emoties waarmee Slauerhoff op amper 38-jarige leeftijd het leven liet, staat hier verzameld.
Intelligent geselecteerd, nauwgezet geannoteerd en omstandig ingeleid: Slauerhoff-fanaten hebben er met Een varend eiland weer een relikwie bij.