Een week per jaar is Tilburg de muzikale hoofdstad van Europa. Voor de tiende verjaardag van Incubate Festival zakten meer dan 300 (!) artiesten uit 28 landen af voor optredens op meer dan 20 locaties verspreid in de gezellige hoofdstad van Noord-Brabant. Enola ging zaterdag en zondag een kijkje nemen.
Zaterdag 20 september
Een van de grootste troeven van Incubate is dat de meest diverse podia (van een chique schouwburg over een kerk tot een ruige kroeg) op wandelafstand van elkaar liggen. Een van de weinige minpunten is echter dat er geen samenwerking meer is met Poppodium 013. De optredens die het meeste volk lokken, verhuizen daardoor naar het Midi-theater, met zijn 500 plaatsen iets te klein voor publiekstrekkers als Woven Hand en Goat. Gevolg: ellenlange wachtrijen ruim voor aanvang van de optredens. En we weten niet wat dat op andere dagen gegeven heeft.
Maar er is ook goed nieuws. Nieuwkomer dit jaar is de pop-upwinkel van de Gentse platenzaak Consouling Store op het Pieter Vreedeplein. Daar kan je niet alleen van een heerlijke koffie slurpen of je zuur verdiende maandloon weer eens uitgeven aan platen, maar ook puike acts als Kiss The Anus Of A Black Cat, Nordmann, Charnia en thisquietarmy aanschouwen. Alsof dat nog niet genoeg is, worden Walter Hoeijmakers (de man achter Roadburn), Ralf Leesen (van platenlabel Hypertension Records), Johan Gijsen (Le Guess Who?) en Stijn Lemaire van Poppunt gestrikt voor een boeiend debat over underground in België en Nederland. Er blijken niet alleen wat verschillen te zijn tussen beide landen, ook leren we dat de integratie van geweld van eigen bodem voor een internationaal toonaangevend festival niet altijd even makkelijk is. Bovendien is (vooral) het Nederlandse publiek mondig genoeg voor opmerkingen en kan er als kers op de taart verbroederd worden bij een degustatie van een Nederlands-Belgische biertje. Incubate is al geslaagd en de optredens moeten nog beginnen.
Want van al dat debatteren en degusteren krijgt een mens al eens zin in een muziekje. Op naar de Extase dan maar: een rockcafé met een achterzaaltje waar de hele zaterdag in het teken staat van staalhard gebeuk. Het was nog wat leuker geweest als de hele dag ook in het teken had gestaan van uitstekend geluid, maar dat bleek ijdele hoop. Zowat elk optreden in de Extase heeft af te rekenen met een waarlijk belabberde geluidsmix, met een nagenoeg constante nadruk op het verzuipen van gitaarpartijen. Dat is al meteen te merken aan het optreden van Teething, vier Spaanse crustgrinders die met het mes tussen de tanden de geluidsbrij te lijf gaan. Teething toont verbetenheid, branie en technisch vernuft, en speelt een stevige set die bulkt van de energie. Vernieuwend en verrassend kun je dit bezwaarlijk noemen, maar fris en vitaal des te meer.
Meteen andere koek bij Aderlating in de donkere kelder van V39: de perfecte locatie voor een compromisloze mix van verzengende noise en gitzwarte ambient. Maurice de Jong (Gnaw Their Tongues) en Erik Sneek, voorover gebogen over hun laptops en effecten, maken met andere woorden een brouwsel waarvan sommigen zouden kokhalzen. Vooral de horrorvocalen en ziekelijke ruis zijn misselijkmakend, de black metalinvloeden klinken nog het meest menselijk van al. Dan weet je dat je met extreme geluidsterreur te maken hebt. Aderlating boeit het meest wanneer de ritualistische percussie wordt geïntegreerd. Maar om drie kwartier in een houdgreep te worden gehouden, is dit project te afstotelijk. Tenzij je een echte noisejunkie bent.
(bvp) heeft intussen al de benen genomen richting Dudok (Roadburn-veteranen kennen deze zaal wel beter als het Patronaat), waar de nadruk meer op het experimentele ligt, met aandacht voor drone, noise en psychedelica. Voorbeeldje hiervan is het Duitse Datashock, dat met deze ingrediënten en een extra lepel postrock een kanjer van een muzikale spacecake bakt. Het geluid wordt hoofdzakelijk gekleurd door een mengeling van bezwerend gitaargeluid en iele synths, aangevuld met een ratjetoe van instrumenten en effecten. Neem daar nog eens een hypnotiserende viool bij, en de Godspeed You! Black Emperor-vibe is helemaal aanwezig. En net als bij GYBE is het ook hier het (overigens uitstekende) drumwerk dat het uitdijende geluid weer bij de les houdt, met knappe opbouwende stukken als gevolg. Ook hier vinden we het allemaal knap gemaakt, en zijn we best onder de indruk van Datashock, maar echt omver geblazen… dat nu ook weer niet.
We hadden het niet zien aankomen, maar een nog meer bevreemdende ervaring dan Aderlating is Skullflower, dat al sinds 1988 het gehoor teistert. Het invloedrijke noisegezelschap maakt echter zoveel lawaai dat de kerkramen van Duduok het bijna begeven. Het publiek, dat een kwartier eerder enthousiast toestroomde, loopt met evenveel goesting weg. Best begrijpelijk, want na die minutenlange hypnotiserende, oorverdovende soundscapes, doordrenkt van gitaarfeedback en knarsende violen, komt die langverwachte climax maar niet. Zou die oorpijn door Skullflower komen? De geur van mirre en de wolvenprojecties zijn de enige lichtpuntjes van een allerminst avontuurlijk optreden. Zo wordt Skullflower toch wel de teleurstelling van de festivaldag.
Fuck, wéér naar de Extase. We hebben ons intussen reeds neergelegd bij de geluidsbagger in deze keet, en proberen ook een beetje de positieve kanten te zien. Want die zijn er zeker: Jupiler uit een flesje bijvoorbeeld, en Corrupt Moral Altar, het Engelse antwoord op bands als Black Breath en Trap Them. Concreet betekent dat dat we een dik half uur om de oren worden geslagen met loeiharde crustcore met overduidelijke death-, thrash- en grindinvloeden. Ideaal voor psychopaten met ADHD. Gelukkig blijken die niet aanwezig (die waren zich nog aan het zelfkastijden bij Skullflower), en is het publiek wat van het afwachtende soort. Gelukkig is daar nog een enkeling of twee die het feestje uiteindelijk in gang weet te stampen. En dat is ook oververdiend: Corrupt Moral Altar speelt een retestrakke set die over en weer stuitert als een pingpongbal in een rallywagen, gedragen door beesten van riffs en maniakale vocalen. Leukste optreden tot dusver. In het oog houden, deze bende.
”Eindelijk, eindelijk, eindelijk”, denkt (lh) wanneer hij country/folkicoon David Eugene Edwards van jetje ziet geven in Midi — is Wovenhand een metalband geworden? De ontlading is niet alleen groot omdat we genoeg noisegeweld te horen kregen, maar ook omdat het aanschuiven was om de concertzaal binnen te geraken. Wordt het daarom een geniaal optreden? Neen, dat niet. Voorspelbaar lijkt een betere omschrijving, omdat Edwards op laatste album Refractory Obdurate volledig voor scheurende gitaren gaat. De verschroeiende aanpak die Edwards en zijn band al een paar jaar live hanteren, werd dus ook op plaat vastgelegd.
Hoeveel fans van zijn legendarische 16 Horsepower zouden er tussen het opvallend oudere publiek staan? Die lijken nieuwe nummer als “Field Of Hedon” en “The Good Shepherd” alvast te smaken. Wovenhand probeert intens over te komen en slaagt daar wel grotendeels in, maar de muzikale krachtpatserij komt nog meer dan op plaat geforceerd over. In “The Refractory” werkt de nieuwe Wovenhand wel. De draaikolk van verwoestende gitaren, staalharde drums en onheilspellende huilzang slaat in als een bom, mede doordat de band in Tilburg in bloedvorm lijkt te verkeren. Een onderhoudend optreden van Edwards en co dus, maar wat missen we de subtiele schoonheid van 16 Horsepower.
Aaaah, Skitsystem! Deze Zweedse crustpunkers van het eerste uur zijn misschien een beetje een verrassing op een festival als Incubate, maar we zien dit zootje ongeregeld graag komen. Vlotjes over de veertig zijn ze intussen, en ze zien er allemaal nog steeds uit alsof ze tussen de pintjes door al eens een muurtje metsen. Maar vergis u niet: dit viertal is een uit de kluiten gewassen, allesvernietigende hardcoreband die er nagenoeg meteen in slaagt om de Extase in rep en roer te zetten. Er wordt hard gegaan, en wanneer daarmee wordt opgehouden, wordt er gewoon nog harder gegaan. De drummer speelt over het ganse optreden misschien vijf verschillende ritmes, maar doet dit zo strak en hard, dat het een eitje is voor de gitaren om er staalhard op in te hakken. Drie kwartier duurt de blitzkrieg, en daarna is alles kapot. Plezant, dat zeker, maar bezwaarlijk innoverend te noemen.
En dat begint ons stilaan een beetje te irriteren. Was het dit nu? De grandioze zaterdag van Incubate? Leuke optredens, dat wel, maar van onze sokken geblazen zijn we verre van, laat staan dat we al veel memorabels hebben gezien. We beginnen zelfs lichtjes spijt te krijgen van enkele keuzes die we gemaakt hebben. Waarom zijn we altijd naar die Extase gegaan, in plaats van naar de Cul de Sac wat verderop, waar de programmatie ook veelbelovend leek? Soit, spijt komt na de zonde, en met een dag waar meer dan 80 optredens op een vijftiental verschillende locaties plaatsvinden, kan je al eens een misval hebben. Jammer, maar niet getreurd: de headliner van deze avond zal hopelijk veel kunnen goedmaken.
Want vanavond wordt afgesloten door het in underground-kringen legendarische Goat. Het gemaskerde Zweedse funky-psychedelische wereldmuziekensemble ondernam nog eens een zeldzame korte Europese tour in navolging van de nakende release van Commune, hun tweede langspeler en opvolger van het lichtjes fantastische World Music. De verwachtingen waren best hooggespannen (de wachtrij buiten de Midi was blijkbaar ook enorm), maar Goat weet ze van meet af aan in te lossen. Openen met het gloednieuwe “Talk To God”, openingstrack van Commune, dat met zijn bezwerende derwisjritme en Indisch aanvoelend gitaarwerk meteen de toon zet. Daarna is het een herkenbaar en opzwepend “Golden Dawn” vanop het debuut, met een glansrol voor het pompende, maar flexibele basspel, dat de Midi in vuur en vlam zet.
Want gefeest zou er worden. Opgehitst door het hypnotiserende danswerk van de twee zangeressen schiet de vlam in de pan, en verandert het publiek meteen in een deinende oceaan van bewegende lichamen, opgezweept door de dwingende ritmes en het psychedelische gitaarspel. Zo krijgt het publiek bij “Diarabi”, “Goatlord” en uitschieter “Run To Your Momma” enkele kosmische uitstapjes cadeau die de nummers niet nodeloos rekken, maar ze zelfs naar een hoger niveau tillen. Hier valt het pas echt op wat voor een evolutie Goat het laatste jaar heeft doorgemaakt. Een jaar geleden op Roadburn was de inherente klasse reeds overduidelijk aanwezig, maar stond de band nog op flanellen benen. Nu is hier in de verste verten niks meer van te merken: Goat is een op en top professionele en gerodeerde band geworden (het kan bijna niet anders of er wordt tussen het weinige touren maniakaal hard gerepeteerd). Dat uit zich in de nummers die van begin tot eind naadloos in elkaar klikken, maar ook door de vocalen van beide zangeressen die feilloos op elkaar afgestemd zijn, en kleine dingen zoals de percussie die perfect in het geluid wordt geïntegreerd, en ook even strak zit als de rest van de ritmesectie. En het bas- en gitaarwerk zijn gewoon een heel optreden lang van een bijna buitenaardse klasse: wat deze opzichtig uitgedoste heren met hun snaarinstrumenten doen, is werkelijk fenomenaal.
We krijgen naast bekender werk nog enkele nieuwe nummers voorgeschoteld, zoals het verrassend wavey “Words”, het zweverige “Hide From The Sun” en het extreem dansbare “Goatslaves”. Er wordt nog twee nummertjes gebist (met onder meer het geweldige “Goatman”) vooraleer er na bijna anderhalf uur zwijgend de brui aan wordt gegeven, en het publiek eindelijk uit de sauna van het Midi theater kan ontsnappen. Met spijt in het hart weliswaar, want dit optreden was er eentje om met een grote fluorescerende strik in te pakken. Op de valreep een van dé hoogtepunten van de festivalzomer als redder van een anders behoorlijk matige Incubate-dag. Hopelijk gaat het (gvdb) wat beter af op zondag.
Zeven dagen festival eisen hun tol. Na een uitverkochte zaterdag, zijn de publiekscijfers voor de afsluitende dag van Incubate wat meer bescheiden. Nochtans zijn de headliners zondag ook niet van de minsten, met onder meer Thee Silver Mt. Zion Memorial Orchestra en God Is An Astronaut, plus zoals steeds een groot gamma aan te ontdekken bands.
Eugene Chadbourne ziet er een beetje uit als een gekke opa en maakt ook muziek die bij dat imago past. Met een (onversterkte!) banjo en zijn trademark nasale vocals dompelt hij de Pauluskerk onder in een bizar sfeertje dat het midden houdt tussen avant-garde experiment, cabaret en country. Is dat in een eerste stuk vooral een gezwalp tussen cowboyakkoorden en het betere wriemelgeknars, dan zet hij meteen daarna een hilarisch kwartiertje songs in met ondersteuning van dochter Molly. Topics van dienst voor de kinderrijmpjes? De tandarts (met de tekstuele parel “every teeth has a soul / not just filling in the f*cking hole”), punkers (“Nutsy punks! Nutsy punks! Nutsy punks! FUCK YOU!” Die laatste zinsnede door een hele kerk olijk meegejoeld), piano’s die nooit bespeeld worden en nog wel wat dingen die we niet helemaal verstaan doorheen Chadbournes gemompel enerzijds en zijn onvoorspelbaar djingeldjangel banjospel anderzijds. Zelden zo gelachen op een experimenteel concert (laat staan in een kerk), waardoor het des te spijtiger is dat Chadbourne het al na een half uur voor bekeken houdt.
Niets van dien aard bij Marissa Nadler wiens concert in de Schouwburgzaal van Theaters Tilburg vooral een serieuze tristesse uitstraalt. “Schoon meiske, maar ze kan echt niet voor een publiek spreken” merkt ons gezelschap op en dat is zeker niet onjuist. Ondanks tien jaar ervaring in platen maken (recentste worp: July, waaruit het gros van de set gepuurd wordt) en touren staat Nadler nog steeds op het podium als een zenuwachtig debutantje met haast onverstaanbare bindteksten. Al maakt ze veel goed in de songs, waarin ze dan weer wel haar keel durft openzetten. Druipend van de reverb bewegen die songs zich vooral in donkere singersongwriterregionen, met hier en daar een leuke vondst op gitaar en vooral sterke begeleiding op cello. Echt hoge toppen scheert Nadler niet, maar in de betere songs weet ze dat haast mystieke sfeertje van haar muziek wel redelijk goed op te bouwen in de duisternis van de theaterzaal.
Eerlijk? Misschien ligt het gewoon aan ons, maar die laatste plaat van Thee Silver Mt. Zion Memorial Orchestra (Fuck Off Get Free We Pour Light On Everything), dat vonden wij een beetje een sof, een herhalingsoefening van eerder werk, maar dan voor een groot stuk zonder het sterke songmateriaal van eerdere platen. Eerder in februari speelde de band die plaat nagenoeg integraal in de Botanique, een concert dat destijds alom fel gesmaakt werd, maar waarbij wij eerder onbewogen bleven. Hier in Tilburg brengt het Canadese vijftal quasi dezelfde set (enkel “The State Itself Did Not Agree” in de bis was er vorige keer niet bij) en ook hier is dat voor het gros van het publiek een schot in de roos.
Nochtans valt niet te ontkennen dat songs als “Austerity Blues” en “Take Away These Early Grave Blues” in vergelijking met carrièrehoogtepunten als Horses In The Sky of 13 Blues For Thirteen Moons eerder arm zijn aan ideeën. Stevig rammen, met die typische passionele energie die de band aan de punk ontleent, dat wel, maar ergens onderweg zijn Efrim Menuck en de zijnen de ontroering vergeten. Die verstilde, breekbare pracht die ze konden bloot leggen door schelle samenzang of door enkele verdwaalde vioolnoten, wordt hier bedolven onder gitaarnoise, drumsalvo’s en een in your face geluid dat weinig ruimte voor nuance laat en na enkele nummers zelfs gaat vervelen.
Al is het optreden nu ook weer niet helemaal huilen met de pet op. Het grootste deel van de songs is op zijn minst genietbaar, en ergens middenin “Piphany Rambler”, de enige oudere song (uit Kollaps Tradixionales) in de set, krijgen we toch ook nog dat breekbare te horen wanneer uit een eerste climax volledig gas terug genomen wordt om langzaam terug op te bouwen. Voorspelbaar postrocktrucje, maar wel het enige moment waar de band kippenvel weet te creëren. Afsluiter “What We Loved Was Not Enough” is net zoals op plaat veruit het beste recente nummer van de band en weet na een drammerig en langdradig “All Their Kings Are Dead” (nieuw nummer) alsnog indruk te maken.
Silver Mt. Zion moet dus al heel wat slechter presteren om echt saai te worden, maar met de wetenschap van wat de band voorheen afleverde, is het moeilijk om dit op hetzelfde niveau te plaatsen. Het overgebleven publiek dacht er duidelijk anders over en beloonde de band met een staande ovatie. Misschien ligt het dus inderdaad gewoon aan ons. Geen probleem, in afwachting van betere tijden leggen wij Horses In The Sky dan nog maar eens op.
En daarmee houdt recensent van dienst (gvdb) het voor bekeken voor zondag, het is immers nog een lange rit terug naar België en morgen weer vroeg dag. Voldaan? Wel ja, maar op de terugrit bekruipt ons toch het gevoel dat we misschien net als collega (bvp) op zaterdag andere keuzes hadden moeten maken. Britse droneman Talvihorros of Poolse weirdo Stara Rzeka in plaats van Marissa Nadler? Malinese bluesman Bombino in plaats van Silver Mt. Zion, apocalyptische folk van Sol Invictus in plaats van een copieus avondmaal? Choices choises, het zegt meteen al veel over de kwaliteit van de programmatie op Incubate dat er zo veel mogelijkheden zijn. Volgend jaar proberen we alvast opnieuw het ideale parcours uit te stippelen.