Joegoslavië is niet meer, al sinds 1992. En toch bestaat het nog altijd, in de hoofden van de mensen die er ooit woonden. Het is een ex-land, dat slechts langzaam plaats maakt voor wat het moet vervangen. In het meeslepend geschreven Ex. Over een land dat op zoek is schetst Peter Vermeersch een prachtig portret van zeven landen die een gedeeld verleden nog steeds een plaats proberen te geven in de werkelijkheid van nu.
Het begint toevallig. Slavist Vermeersch leert in Brussel, om de hoek van waar hij woont, de dochter kennen van Kosovaars activist Enver Hadri, die in 1990 in onze hoofdstad werd vermoord. Geïntrigeerd laat hij zich meevoeren door haar familiegeschiedenis en belandt hij in het Kosovo van vandaag; een land dat zichzelf met alle macht en vooral veel vlaggenvertoon een identiteit probeert te verzinnen. Al is dat vooral van staatswege zo: een particuliere taxichauffeur schuwt dat vertoon. Hij heeft ook vaak Servische klanten, en “het is niet omdat je mekaar hebt gedood dat je mekaar nadien moet haten. Dat is slecht voor de zaken.”
Vermeersch’ werkwijze is dan al duidelijk. Hij laat zich leiden door de gebeurtenissen, volgt de wind die hem van de vriend van een kennis naar de neef van een ander brengt, aanhoort hun verhalen en noteert ze in een proza dat een oog voor detail prijsgeeft en vaak dichterlijk aanvoelt. “Onafhankelijkheid is circus”, haalt hij droogjes een anekdote uit het Albanië van 1913 op, bij het aanschouwen van de festiviteiten rond de nationale Kosovaarse feestdag. In Bosnië ziet hij een uithangbord “Night Club Amnesia”. “Ik weet dat dit misleidend is. In Bosnië wedijvert de wens te vergeten met het verlangen te onthouden.” Op een Servische toeristenboot ontsnapt hem, op zijn hoede voor te veel goedkope romantiek, de bemerking “De Balkan wordt voor je geacteerd zoals je hem fantaseert.”
Van Kosovo gaat het naar Belgrado, van Belgrado wordt het Servische achterland verkend. Kroatië daarna, en Sarajevo, en een Montenegrijns sanatorium dat betere dagen heeft gekend. Vermeersch ondergaat het, ervaart het, en slaagt er overal in de juiste mensen te ontmoeten. Of tenminste: hij weet iedereen het soort verhaal te ontlokken dat ons weer een stukje dichter brengt bij begrip, een blik in hoe het oude Joegoslavië nog steeds verder leeft en nieuwe vaderlanden vorm krijgen.
Hij kan uiteindelijk niet anders dan zelf ook toegeven aan de drang om in metaforen van liefde en scheiding te spreken. “Wellicht omdat bepaalde mensen in de regio zelf over Joegoslavië spraken alsof ze het hadden over een teloorgegane liefde. Ik wilde het persoonlijke en het collectieve niveau niet mengen, maar anderen deden het voor mij, spontaan. Liefde, scheiding en oorlog, die woorden riepen elkaar op.” En zoals bij elke scheiding blijft er op de achtergrond vooral veel pijn aanwezig.
Elk land heeft zijn eigen verhaal. Sloveniës onafhankelijkheid ging gepaard met een “Disney-oorlog”, Sarajevo werd een bloedbad, Montenegro heeft zijn littekens. En Macedonië zoekt zichzelf een geschiedenis in de persoon van Alexander De Grote en veel protserigheid. Maar altijd op de achtergrond van al dat zoeken naar een nieuwe plek, een nieuw zijn, is het dat oude land, dat als een fijn waas nog over het nieuwe hangt; het besef dat ooit iets bond en later verdeelde. In de ontmoeting met de iconische oud-bokser Marijan Beneš in Banja Luka komt het allemaal samen in één zin: “ik heb het gevoel dat ik met het stukgeslagen lichaam van Joegoslavië zelf aan het praten ben.”
Vermeersch’ debuut is veel. Een literair reisverslag, journalistiek, een vorm van recent historisch onderzoek, soms poëzie. Het is een boek als een schilderij van Bruegel: veel mensen, vele verhalen, één verhaal. Het is misschien wel de relevantste vorm van literatuur die ik recent heb gelezen; één die echt inzicht in de wereld verschaft.