Stel: je bent een walgelijk rijke en verbazingwekkend succesvolle schrijfster die niet teert op een reeks halfbakken hitsige beschrijvingen van SM-praktijken en de verveelde huisvrouwen die ze lezen, maar eerder mikt op de naïeve en melige fantasieën van pubermeisjes. Je hebt al een schijnbaar onuitputtelijke reeks boeken neergepend over de onmogelijke liefde tussen een vampier en een mens van vlees en bloed en alle ongemakken die daarmee gepaard gaan (inclusief een horrorzwangerschap en –bevalling) en je bent op zoek naar een volgende bestseller die, als het even kan, eveneens resulteert in een wereldwijde box office hit. De bleke vampieren laat je nu even links liggen (‘True Blood’ heeft er ondertussen toch maar een seksfestijn van gemaakt, en seks is zondig) en ook zombies kunnen je maar matig bekoren. Dan lijkt er nog maar één species over te blijven die de moraliserende twist en complexe liefdeslijn die je erin wil verwerken, kan incarneren en dat is: de alien. Of wat had u gedacht?
Een groep vriendelijke doch lichtjes emotieloze aliens, te herkennen aan de akelige felblauwe ogen (het is weer eens wat anders dan slagtanden), hebben de aardbol overgenomen en een einde gebracht aan oorlogen en honger. De mens is ondertussen bijna volledig van de aarde verdwenen, tenzij als belichaming van de ziel van de aliens. Enkele mensen weten echter te ontsnappen aan de dominantie van de aliens en richten in de woestijn een verzetsgemeenschap op. Onder hen bevindt zich Melanie (Saoirse Ronan), die door een zelfopofferende daad uiteindelijk toch wordt overgenomen door alien ‘Wandelaar’ (Wanda voor de vrienden). Die aanhechting verloopt echter niet zonder slag of stoot en uiteindelijk buigt Wanda voor de overtuigingskracht van haar menselijke bewoner, om op zoek te gaan naar de verborgen gemeenschap.
Hoewel ‘The Host’ inhoudelijk vrij optimistisch begint – de aarde bevindt zich in een perfecte toestand door de afwezigheid van oorlog of honger – werkt de scifi–prent op esthetisch en vooral auditief vlak haast onmiddellijk op de zenuwen. De melige soundtrack zeurt onophoudelijk door de bioscoopboxen, maar is in vergelijking met de irritante jengelende inner voice van Wanda nog vrij duldbaar. De constante dialoog tussen Melanie, die gevangen zit in haar eigen lichaam en uitsluitend kan spreken tegen de alien Wanda, die als een parasiet haar lichaam heeft ingenomen (kunt u nog volgen?) is vaak zo absurd dat het helaas niet grappig wordt, maar hemeltergend. Een passionele kusscène is bijgevolg niet passioneel, maar eerder hinderlijk omdat er voortdurend iemand doorheen zit te kankeren dat het moet ophouden. Benieuwd of de doorsnee bakvis dit a) vervelend; b) opwindend of c) grappig gaat vinden.
Bovendien heeft het twee zielen–in–één–lichaam–gegeven verregaande repercussies voor Melanies/Wanda’s verliefdheid, die zich niet op één, maar op twee personen richt (horen we daar een applausje voor de Mormonen en hun polygamie, Stephenie Meyer?), waardoor er nogal wat afgezoend, geknuffeld en gejankt wordt in deze film. Tot een duchtig (voorhuwelijks) rampetampen komt het echter op het grote scherm niet. Het duurt zelfs een hele tijd voordat de potentieel laatste man en vrouw op aarde zich überhaupt overgeven aan hun verlangens (tweede applausje voor kuisheid?). Samengevat: als je dacht dat een verliefdheid verwarrend kon zijn, heb je de laatste vrucht van Meyers geest nog niet mogen aanschouwen.
Ook op visueel vlak wordt de kijker – ondanks het prachtige Monument Valley als decor – niet steeds op een waar festijn getrakteerd. De cameravoering is slaapverwekkend klassiek en als er al eens ‘geëxperimenteerd’ wordt, dan is het ten voordele van een deels wazig beeld dat herinneringen oproept aan de foto’s van David Hamilton, maar geenszins dezelfde artistieke kwaliteiten (of naakte meisjes) bevat. De steriele omgeving waarin de aliens zich voortbewegen ziet er wel heerlijk clean uit, maar het vergt meer dan een kil decor en het laten voorbijflitsen van een aantal opzichtige zilveren Lotuswagens om de verbeelding te prikkelen.
Nochtans moet regisseur Andrew Niccol er als de ideale kandidaat voor de job hebben uitgezien. Met ‘Gattaca’ en ‘S1m0ne’ is immers al gebleken dat science fiction hem in de vingers zit. En ook ‘The Truman Show’, waarvoor Niccol het script aanleverde, getuigde van een intelligente invalshoek. Dat kan echter – helaas – niet gezegd worden van zijn bewerking van Meyers boek. De personages zijn vlak en worden nauwelijks geduid, de plotwendingen zijn voorspelbaar én ongeloofwaardig en het verhaal an sich is vrij naïef. Zo schuilt de redding van de menselijke soort in de zelfvoorzienende landbouwkwaliteiten van een sedentaire gemeenschap en leren de twee vijandige groeperingen (spoiler alert?) gaandeweg vreedzaam samen te leven. Wel vreemd dat er een aantal zelfmoordscènes de revue passeren als was het de meest vanzelfsprekende dagdagelijkse gebeurtenis (applausje voor zelfmoord, Meyer?!) en dat Melanie de ene na de andere halsbrekende stunt overleeft. Bovendien duurt het einde van deze ‘Flauwe Kost Part Five’ een half uur à drie kwartier te lang. Maar omdat we niet van de slechtsten zijn, willen we toch afsluiten met een positieve noot: William Hurt speelt mee!