Jonge honden zitten vaak hun eigen staart achterna, maar dat deden deze twee onder de radar opererende moderne troubadours hoegenaamd niet. Met minimale middelen slaagden ze er immers in om Antwerpens linkeroever om te toveren tot een in fluokleuren badende katoenplantage.
Dat dat in deze barre tijden nog mogelijk is, is ook de verdienste van Warre Fungus, die eerder met de tot underground venue omgedoopte veerboot Bar à bateau de steeds grauwer wordende “Trots aan de Schelde” wat meer teint probeerde te geven. Dat lovenswaardige en broodnodige initiatief zet hij (met weinig middelen) al enige tijd verder in de uiterst charmante en gekraakte maisonnette genaamd Audioplant.
Bram Devens aka Ignatz grossiert al jaren in oeroude folk en weet daar een zodanig eigenzinnige twist aan te geven dat Harry “Anthology of American Folk Music” Everett Smith een gat in de lucht zou springen moest hij hem hebben ontdekt. Zes platen en talloze tapes lang al klutst Devens Noord-Amerikaanse folk, psychedelica en elektronica door elkaar en dat leverde straffe albums als II op. Oud materiaal speelde Ignatz echter niet, wel slingerde hij met de blik op de toekomst gericht een rist nagelnieuwe nummers richting (als Krazy Kats vermomde) Vlaamsche vaandelzwaaiers’ verdwaasde koppen.
Al fingerpickend op een semi-akoestische gitaar, een bevreemdend falsetto uit zijn strot persend en geruggesteund door een (evenwel nauwelijks gebruikte) sampler, bracht de chouchou van het Kraak-label een reeks rauwe en confronterende nummers die een pikzwarte ziel maar een beautiful mind blootlegden. Tot de essentie gestripte futuristische traditionals werden afgewisseld met (door toedoen van een loopstation) meer gelaagde songs en dat leverde een goudeerlijk, fijn maar soms te braaf concert op. Het had immers wat luider en noisier mogen zijn.
Eerlijk was ook het concert van Nathan Bowles; als ex-lid van het noise/drone-combo Pelt trotseerde hij het (talrijk opgekomen) publiek enkel met een banjo. Tokkelend op dat door Buckeye unieke, handgemaakte instrument combineerde hij eigen interpretaties van Virginia’s oude Appalache -folk, lokale traditionals en covers van onder andere vriend (en ook Pelt-lid) Jack Rose. Soms hamerend, dan weer de snaren virtuoos strelend teleporteerde hij bijwijlen het beste van wat New Weird America te bieden heeft de huiskamer in. Bowles’ percussieve speelstijl zorgde voor een drony en trance-verwekkend effect, maar kon toch niet verhinderen dat de lange pauzes de vaart uit het concert haalden, en dat hij onze aandacht dus niet de hele tijd vasthield.
Eigen (en eigenlijk onvermijdelijk) aan de DIY-ethiek was de hele avond wat amateuristisch georganiseerd, maar dat “vrienden onder elkaar” en “wij tegen de rest”-gevoel is tegelijkertijd ook de kracht van een beweging die haar gelijk (hopelijk) uiteindelijk zal bewijzen.