Na drie titelloze albums opteerde de Brusselse bluesman Bram “Ignatz” Devens” met I Hate The City een eerste maal voor een albumtitel. De wetenschap dat hij in tussentijd de hoofdstad ingeruild heeft voor een meer landelijk gelegen dorp/stad geeft de titel onbedoeld (?) een extra betekenis en interpretatiemogelijkheden. Een valkuil waaraan ook het nieuwe Can I Go Home Now? niet ontsnapt.
Het is immers meer dan verleidelijk om in beide titels een weerzin dan wel weerzien naar de grootstad in te zien, in het bijzonder daar de spookachtige blues waar de man een patent op lijkt te hebben evenzeer gedijt op de verlaten landwegen van een onooglijk dorp als binnen de in neonlicht en anonimiteit badende straten en lanen van een stad. Die schizofrenie is een blijvend kenmerk van Ignatz die met een been stevig in de traditie geworteld is terwijl het andere met zevenmijlslaarzen door een wereld van avant garde en experiment marcheert om zo een uniek geluid te creëren.
De eerste drie albums (op Kraak) laten zich retrospectief lezen als een drieluik dat het bluesgenre (en in het bijzonder de zogenaamde “pre war blues”) vanuit een wisselend perspectief bekeek en telkens een ander element benadrukte, waarbij een steeds uitgepuurder (puriteinser) geluid naar voor kwam. De compilatie-lp Selected Songs liet een selectie van songs uitgebracht op cassette horen (Ignatz brengt nog steeds cassettes uit overigens) die vooral duidelijk maakten dat de man geen afleggertjes of winkeldochters in huis heeft. Ook I Hate The city verraadde een consequentie in output die weinig artiesten gegeven is, in het bijzonder binnen het meer avant garde/experimentele genre waar kwantiteit wel eens over kwaliteit primeert.
Zo al een minpunt op te merken valt bij de laatste twee albums, is dat ze de coherentie van het titelloze drieluik missen. Een vluchtige bedenking die ook bij Can I Go Home Now tijdens een stilte tussen twee nummers durft op te duiken om meteen erna weer naar het achterplan te verdwijnen dankzij de kracht van de individuele nummers. Nog steeds valt er weinig af te dingen op wat Ignatz serveert, getuige “I Need A Good Night’s Sleep”, “Weep Weep Weep” en “Awake” die alle drie een verwant aspect van het akoestische bluesspectrum verkennen en zich in sepiakleuren laten vangen. Daarna is het even slikken met het wat stuurloze “Strange Way Ahead” alvorens “My Love Is Dazed” de nieuwe marsrichting inluidt.
De krakkemikkige blues krijgt een exotische injectie die nauw aanleunt bij Chinese songs uit de eerste helft van de twintigste eeuw (zoals te horen valt op obscure verzamelaars), wat nog duidelijker naar voor komt in het nog sterker door Oosterse invloeden gekleurde “Certainty”. De berusting en gelatenheid in de song zijn al even opzienbarend te noemen, in de wetenschap dat het werk van Ignatz zich tot op heden vooral in schaduwen hulde. “Rolling Bones” gaat op eenzelfde elan verder door zijn dromerige inslag niet te laten verduisteren met uit nachtmerries ontstane klanken. De kleine trip naar ander oorden wordt gestaakt voor het ingetogen “My Trip To Somewhere”, al heeft de excursie zijn sporen nagelaten in de opgetogen toonaard van het nummer, dat meteen ook de toon zet voor de laatste nummers.
Toegegeven, “Abandon The Night” had net zo goed vooraan kunnen schitteren door de manier waarop het stokoude blues omarmt, maar tezelfdertijd tillen de spaarzame percussie en voorzichtige elektrische aanslag de song naar een nieuw niveau dat het oude werk verbindt met deze nieuwe inkleuring. Voor het wondermooie en melancholische “She Gets All That She Wants” (even klinkt Devens als een jonge Bob Dylan) doet de gitaar een beroep op een minimale maar doeltreffende baslijn, een gegeven dat ook in “A Hard Day” terugkeert. Maar waar de eerste song een kabbelend beekje is, uitermate geschikt voor bucolische taferelen, sluimert in “A Hard Day” een onrust en spanning (hoor die repetitieve bas) die opgaat in het ongemakkelijk aanvoelende “32 Years Ago”; een laatste terugblik op de oude Ignatz maar ook hier met een maturiteit die op de eerste platen (logischerwijze) nog niet aanwezig was.
Can I Go Home Now? is niet Ignatz’ beste plaat maar ze is wel zijn meest interessante. De coherentie van de titelloze eerste drie platen is niet aanwezig, al wordt dat treffend gepareerd door meer dan een handvol klasbakken die verschillende facetten van Devens aan het licht brengen. Of Devens voor zijn volgende Ignatz-album opteert voor een spaarzamer, semi-akoestisch bluesalbum dan wel opnieuw een meer avant gardisch pad inslaat, is koffiedik kijken maar als Can I Go Home Now? een ding aantoont, is dat beide wegen even vruchtbaar zijn, want ook na zeven albums mag Ignatz nog steeds een artiest heten die een uniek verhaal te vertellen heeft.