Hernando Cortez is een figuur die tot de verbeelding blijft spreken. De legende en de realiteit lopen door elkaar, wat het moeilijk maakt om de ware toedracht te onderscheiden van de fantasie. Maar de combinatie levert wel stof voor een tweedelige striproman.
Het verhaal brengt ons terug naar 1519. Karel V is aan de macht en het is de tijd van de grote ontdekkers. Cortez zet koers naar Zuid-Amerika en sticht Villa Rica de la Vera Cruz, een eerste kolonie. Van daaruit vervolgt hij zijn expeditie tot in Tenochtitlan, de hoofdstad van het Azteekse rijk (nu Mexico City), bestuurd door de beruchte Moctezuma. Cortez wordt zelfs gezien als de reïncarnatie van Quetzalcoatl. Tot Moctezuma stilaan doorkrijgt dat hij met normale mensen te maken zou kunnen hebben.
Het hoofdpersonage is echter niet Cortez, maar Hernando Roy, een gehoorzame soldaat in het kolonistenleger. Cortez vraagt hem om de beruchte schat van Axayacat te veroveren, de vader van Moctezuma. Hij aanvaardt de opdracht en stelt zijn eigen team samen. Het is een bont allegaartje: Catamina Guerrero, een bloedmooie krijgster; Burro, een gastronomische autoriteit; de Sprinkhaan, een kok die liever apotheker was geweest; Gomez, een soldaat van het leger van Cortez; en broeder Cristoval, een monnik met interesse voor het sjamanisme. Het Robin Hoodverhaal, inclusief broeder Tuck, is nooit veraf. Meteen gaat het team aan de slag om een middel te vinden om de tempel binnen te dringen waar de schat zich zou bevinden. Ze mogen zich hierbij in geen geval laten afleiden door de vloek die hen te beurt zou kunnen vallen.
Dit is het eerste deel van een tweeluik dat gewijd is aan deze beruchte periode in de geschiedenis van de veroveringen in de Gouden Eeuw. Een tijd waarin Cortez erin slaagde om enorme hoeveelheden goud van de Azteken te ontfutselen, vooral door te profiteren van het godsbeeld dat de inwoners van hem hadden. Conquistador is in elk geval een aangename en goed gedocumenteerde avonturenroman die het midden houdt tussen waarheid en bijgeloof. De Belgische scenarist Jean Dufaux bekommerde zich duidelijk niet om de historische juistheid van zijn verhaal. Sommige personages lijken zelfs te ontbreken. Denken we maar aan Malinche, de minnares van Cortez met wie hij een zoon had. Voor het verhaal schept dit evenwel geen probleem, net door de doorgedreven onjuistheid van de historische feiten. Vanuit dit oogpunt is het een knap staaltje van vertelkunst. De sfeerschepping zit er pal op. Het abrupte einde, waarbij nog heel wat onverhuld blijft, geeft een enorme honger naar deel twee die naar het schijnt niemand onbewogen zal laten.
Op een zekere manier is deze strip wel in hetzelfde bedje ziek als heel wat broertjes die zich door de geschiedenis hebben laten inspireren. De historische context, de voorstelling van plaatsen en de personages missen heel wat actie, iets wat ingaat tegen de normale natuur van scenarist Dufaux. Het geheel komt wel zeer filmisch over. Zo begint de introductie met een vlucht over een rivier die leidt naar een boot vol beenderen. Tussen deze botten zien we onze held Herman Roy die, zo blijkt al gauw, de enige overlevende is van een slachting. Opgejaagd door de indianen in het bos, neemt de man zijn toevlucht in een oud karveel. Wat volgt is een (zeer) lange flashback waarin we mondjesmaat te weten komen hoe het zover is kunnen komen.
Het teken- en kleurwerk van Xavier en Chagnaud levert een prachtig vormgegeven werkstuk op. Een vrij klassieke lijnvorming die wel past bij het geheel van het verhaal. De details in de lichamen, de kleding en het decor zorgen voor dynamiek en bevorderen enkel het leesplezier.