Daar stonden ze dan opeens, op het podium van nOna: De Bossen. Fris en monter te wezen, zowaar, na jaren van afwezigheid. Het gapend gat werd in luttele minuten dicht geplamuurd en de passage, in het kader van het kunstenfestival Contour, doet hopen dat de band nieuw leven ingeblazen wordt.
Flashback naar de winter van 1997-98. Op het pas opgerichte Kinky Star-label verscheen de ene puike release na de andere. Voornamelijk EP’s, dat eerste jaar, als de herinneringen correct zijn. Een fijn retroplaatje van The Shovels, een plak rammelende rock van The Wineguns — met daarin Dag Taeldeman, lang voor van A Brand sprake was –, Vive La fête debuteerde met het minimalistische, maar catchy Paris, Sexmachines brachten de nog steeds ranzig knallende maxi On Stage uit. De allereerste release op het label was echter Big Bang Machine, het vijf nummers tellende kleinood waarmee De Bossen voor het eerst écht naar de buitenwereld stapten. Niet zonder gevolg, het duurde niet lang voor “Speed Queen” een radiohit was, en een veelbelovende toekomst leek open te liggen voor de band.
Draaide dat even anders uit. Aan de kwaliteit lag het nochtans niet. De drie langspelers die volgden, The Girl Collection (eveneens op Kinky Star), Feel The Beating (op Pias) en, vervolgens, het jaren later in eigen beheer uitgebrachte Boy Trouble: stuk voor stuk albums die er staan. Maar om een of andere reden — te weinig respons in de pers, bad karma, wie zal het zeggen? — kwam de verdiende doorbraak er niet.
Toen kwam die februari-avond in 2007: na radio- en andere stiltes die almaar langer werden, kondigde frontman Wim De Beuckelaer tijdens een optreden in thuisstand Antwerpen doodleuk aan dat dit het laatste concert van De Bossen was. Ietwat voorbarig, zo bleek godzijdank. Heel occasioneel maakte het trio zo nu en dan nog eens zijn opwachting op een podium. Zo ook vanavond, na alweer bijna twee — of is het drie? — jaar.
En kijk. Plots lijkt het alsof al die tussenliggende jaren niet hebben plaatsgevonden en op dit Mechels podium een band staat die amper even weggeweest is en nu na een korte zomerpauze opnieuw de instrumenten oppikt. Ja, het rammelt en ja, er wordt al eens naast gespeeld. Maar het vuur waarmee de band op het podium staat, maakt dat ruimschoots goed. Bovendien: dit zijn De Bossen. En De Bossen, die moeten er af en toe naast zitten.
Zolang de passie maar van het podium spat, en dat gebeurt — eerlijkheidshalve tegen de verwachtingen in — zowaar vanaf opener “Train”. Eerst ingetogen en behoedzaam, als om het –eveneens zowaar — massaal opgedaagde publiek niet voor het hoofd te stoten. Maar eens het trio zich verliest in het nummer, en feedback vermengd wordt met gierende uithalen van de drie instrumenten, zit het spel op de wagen en is er geen houden meer aan.
“I’m going for a ride/…/I don’t even know how to drive/But I know I’m gonna stay alive”: “Car” klinkt nog steeds even urgent als jaren geleden en ook “Speed Queen” barst nog steeds van aanstekelijkheid. De dorst naar muziek, boeken, films en al die andere bevestigingen van het in leven zijn die “Too Much” is, is nog steeds een call to arms om geen couch potato te worden en wanneer het machtige “Dew On A Dune” langskomt, is het duidelijk: De Bossen is een band wiens verhaal nog niet afgerond is.
Blijkbaar zijn er nog geen concrete plannen om De Bossen effectief nieuw leven in te blazen. Het concert in nOna kadert in een breder artistiek project waarbij drumster Lara Wolfsmelk, tijdens het concert, stroken filmrol van Jennifer West de vernieling in drumt, alvorens die geprojecteerd worden. Een lichtjes originele reden om opnieuw live te spelen, en waarom niet. De band is er misschien niet jonger op geworden, maar de oude nummers — van toen De Bossen nog jonge honden waren — blijven probleemloos overeind en het vorderen der jaren heeft er voor gezorgd dat Johnny Cash cover “Train Whistle” en die flard “Like A Hurricane” waardig gebracht werden. Het minpunt? Dat zowel “G-Shirt” als Neil Youngs “Prisoners Of Rock And Roll” op de setlist stonden als bisnummers, maar wegens tijdgebrek niet gespeeld werden. Dàt, en hopelijk veel meer, houden De Bossen ons nog te goed.