‘Silence
Is Sexy’, zo klinkt de nieuwe conceptreeks die aan de Anspachlaan
een brug tussen klassiek, electronica , minimalisme en vernieuwing
moet slaan. Het ideale excuus dus om de IJslande componist Jóhann Jóhannsson te
programmeren. Met zijn nieuwe album ‘The Miners’ Hymns’ – de
soundtrack van de gelijknamige film door Bill Morrison -onder de
arm zakte de Keizer van de postklassieke muziek naar Brussel af. De
brave man deed er tussen piano en computer een wereld van ongeziene
schoonheid ontstaan.
De lounge werd warm gedraaid door DJ Flugvel Og Geimskip, en in de
zaal mocht het Deense meisjeskoor Valby
Vokalgruppe aantreden. Die laatste stonden alvast garant
voor een absurdistische en bevreemdende trip. Harmonie was het
sleutelwoord, maar dan wel in zijn pure basisvorm. De vier meiden
gingen op zoek naar de grenzen van meerstemmigheid en ritmiek, en
wij waren alvast begeesterd door het resultaat.
Slechts vier begeleidende muzikanten bracht Jóhann
Jóhannsson mee – alle vier strijkers, en dat mocht op zijn
minst verbazen: waar zijn vroegere oeuvre vooral bestaat uit
langzaam opgebouwde strijkersarrangementen, delen op zijn recentste
werk een reeks koperblazers de lakens uit. Wat bleek: in de AB
liet Jóhannsson het blaaswerk gewoon door strijkers overnemen en
plaatste daar zelf een streep zware elektronica onder.
Verbazingwekkend genoeg boette de muziek niets aan kracht in. Meer
nog: het begin van de set was zo indrukwekkend dat geen
toeschouwer het aandurfde te applaudisseren. Wanneer het stil werd,
bleef het stil. ‘Silence is sexy’? Ja, maar vooral oh zo straf als
het goed word afgedwongen.
In de rest van de set puurde de IJslander gretig uit zijn nu al
indrukwekkende carrière. Een bedwelmend mooi ‘Fordlândia’ vormde de
voorbode van het dreigende ‘Melodia (Guidelines For A Propulsion
Device Based On Heim’s Quantum Theory)’ – naar onze bescheiden
mening het beste dat Jóhannsson ooit op papier zette. Op geen enkel
moment kwamen de strijkerpartijen zo uitgepuurd naar boven, zelfs
niet in het nochtans uitstekend gebracht ‘The Sun’s Gone Dim and
The Sky’s Turned Black’. Imposant werd de man vooral als hij achter
de piano kroop: motieven bouwde hij uitgekiend op, en tegelijk
bestierde hij de vier muzikanten achter hem.
We maakten het zelden mee, maar Jóhann Jóhannsson speelde in de
Ancienne Belgique eigenlijk een perfect concert. De bissen vielen
nogal kort uit, maar ‘Odi Et Amo’, de opener van zijn debuutalbum
‘Englabörn’, maakte dat ruimschoots goed. Grote klasse en een
uitgekiende songkeuze, meer moet dat niet zijn. Wat Jóhann
Jóhannsson en zijn muzikanten deden, was van het strafste dat wij
dit jaar al zagen.