Niet minder dan twintig jaar deed Nick Cave erover om na zijn debuut And The Ass Saw The Angel (En de ezelin zag de engel) met een nieuw boek op de proppen te komen. Een writer’s block van jewelste, ware het niet dat Caves hoofdbezigheid vooralsnog muziek maken is. In interviews geeft hij zelfs toe dat boeken schrijven toch net iets zwaarder is dan het neerpennen van een songtekst.
Wie ooit En de ezelin zag de ezel las, herinnert zich vast de stortvloed aan woorden, de Bijbelse beeldspraak en de gezwollen dramatiek. De junkie Cave worstelde ten tijde van het schrijven immers met tal van demonen en obsessies die allen hun weg vonden naar het boek. In De dood van Bunny Munro tapt Cave uit een ander vaatje, al blijven bepaalde fascinaties nog steeds prominent aanwezig, zoals seks en een onvermijdelijke lotsbestemming.
Dat het verhaal voor hoofdpersonage Bunny Munro in mineur zal eindigen, maakt de titel meteen duidelijk. De vraag is vooral hoe en daar speelt Cave een onverwachte kaart uit die de gecreëerde verwachtingen subtiel een neus zet. Voor het zover is, krijgt de lezer echter een blik op de laatste dagen van Bunny Munro, een aan alcohol en seks verslaafde handelsreiziger die na de zelfmoord van zijn vrouw langzaam maar zeker de pedalen kwijtraakt.
In een poging zijn eigen angsten thuis te ontvluchten, vindt Bunny er niet beter op dan zijn negenjarig zoontje Bunny jr. mee te nemen op zijn verkooproute. Een plotlijn waarvan Cave handig gebruik maakt om zowel een stoet vreemde en meelijwekkende personages te schetsen alsook Monroes afdaling in zijn persoonlijke hel te tekenen. Het schrijnendste aan het verhaal is echter de aanwezigheid van Bunny jr., een licht autistisch jongetje, die ondanks seniors merkbare ondergang zijn vader blijft zien als held en rots in de branding.
De seksverslaafde Monroe vormt vanuit dramatisch oogpunt een dankbaar personage, al schuilt het gevaar voor overdrijving of onnodige (karikaturale) seksexploten steeds om de hoek. Het pleit voor Cave dat hij er zowaar in slaagt sympathie op te wekken voor Bunny Munro, die, ondanks zijn vele en duidelijke gebreken, vooral een man is die het juiste tracht te doen en niet zozeer uit kwaadaardigheid andere mensen de duvel aandoet als wel uit zwakte en onwetendheid. Bunny Munro mag dan wel een gladde en succesvolle praatjesmaker/verkoper zijn, hij is net zo goed een dwalende ziel.
Toch is De dood van Bunny Munro geen onverdeeld succes, daarvoor schiet Cave literair vooralsnog te kort. Zijn personages zijn weliswaar geen karikaturen, maar weten ondanks hun vlees en bloedgehalte net zo min meer dan een oppervlakkige sympathie en medeleven op te wekken. De auteur Cave speelt met verwachtingspatronen en conventies, maar laat desondanks niet naar adem happen wanneer het verhaal ten einde is. Hierdoor blijft zijn tweede roman een verdienstelijk werk dat de aandacht die het kreeg en krijgt in de eerste plaats te danken heeft aan de roem van de auteur zelf.