Met de verfilming van The Road (De Weg), de Pulitzerprijs en de daaraan voorafgaande lof van onder andere Oprah Winfrey is Cormac McCarthy definitief doorgebroken. Toch was de ondertussen 77-jarige schrijver al langer geroemd om zijn indrukwekkende, compromisloze romans en is The Road de derde verfilming van een van zijn werken.
In 2007 bewerkten de Coen-broers immers met succes McCarthys vorige roman No Country For Old Men, terwijl in 2000 Billy Bob Thornton All The Pretty Little Horses (Al de mooie paarden) onder handen nam. Het in 1992 verschenen verhaal won niet alleen de National Book Award en de National Book Critics Circle Award, waarmee McCarthy definitief naam maakte in literaire kringen, maar vormde ook de start voor zijn grenstrilogie die vervolgd werd in The Crossing (1994, De grens) en eindigde met Cities Of The Plain (1998, Steden van de vlakte).
In de drie verhalen, die zich alle afspelen op de grensstreek tussen Mexico en de Verenigde Staten tijdens de jaren veertig en vroege jaren vijftig, beschrijft McCarthy het leven van enkele opgroeiende tieners en hoe zij in barre omstandigheden tot het volwassendom komen. Net als in zijn andere romans vinden deze coming of age-verhalen plaats tegen een meedogenloze achtergrond waarbij de hoofdpersonages ten onder dreigen te gaan in een onverschillige en wreedaardige wereld. Slechts in het slotverhaal Steden van de vlakte is een sprankel hoop terug te vinden, al wordt hij duur betaald.
Pijn, noodlot en verlies overheersen met andere woorden de trilogie, zij het steevast op een andere manier. Waar het eerste verhaal bijna onverwachts een uppercut aanlevert, zweert De Grens bij een onophoudende resem slagen die de lezer samen met hoofdpersonage Billy Graham alleen maar kan incasseren. Zelfs in het slotstuk is er weinig hoop op verlossing te vinden, al zalft het verhaal op een vreemde manier ook. De dood is nooit ver weg maar in Steden van de vlakte schemert ondanks alles ook hoop door.
Hoewel de drie romans zich elk los van elkaar laten lezen (de hoofdpersonages uit de eerste twee verhalen keren terug in het derde), worden ze bij voorkeur in chronologische volgorde gelezen. Niet alleen spelen ze zich allemaal in dezelfde periode en streek af, ook hun thematiek is grotendeels gelijklopend: jonge tieners die door scha en schande volwassen worden en hun zucht naar vrijheid en avontuur duur betalen. De pijn is soms zo tastbaar dat de vraag gesteld mag worden of McCarthy wel om zijn personages geeft.
Het is een vermoeden dat bij een oppervlakkige lezing zelfs versterkt wordt door de afgemeten stijl die McCarthy hanteert. Want ook al is zijn proza opvallend lyrisch in vergelijking met De Weg, toch blijft hij spaarzaam in zijn taalgebruik. Waar andere auteurs zichzelf meer dan eens verliezen in langoureuze zinnen en wellustig taalgebruik, verkiest McCarthy een minimum aan woorden met een maximale authenticiteit. Hij gaat hierin zelfs zo ver dat hij bijna nooit aanduidt wie aan het woord is, en geregeld de gesprekken in het Spaans laat verlopen.
Gemakkelijk maakt McCarthy het zijn lezers met andere woorden niet. Maar het is die onwrikbaarheid die deze trilogie net de moeite van het lezen waard maken. Nee, McCarthy leeft niet mee met zijn personages, maar net zo min is hij een sadistische schepper van een wreed universum. De gebeurtenissen in De grenstrilogie vervolgen hun onverbiddelijke weg en sleuren daarbij de verschillende personages mee. McCarthy’s rol is die van chroniqueur, die wars van alle sentiment en opsmuk notities neemt, opdat hun zeggingskracht optimaal zou zijn.