Eerst zien, dan geloven. Een album als Moonchild roept reacties van ongeloof op. In de studio kan het allemaal, maar valt zoiets te recreëren op een podium? Het antwoord is sinds gisteren bekend, en onze omgeving zal het geweten hebben.
Voor een band die nog niet veel bewezen heeft, krijgt Othin Spake al aardig wat aandacht. Dat heeft natuurlijk te maken met de bezetting: drummer Teun Verbruggen en toetsenist Jozef Dumoulin behoren tot de mooie jonge goden van de Belgische jazz, en gitarist Mauro Pawlowski behoeft geen introductie. Het trio gaat zich te buiten aan vrije improvisatie die buiten de lijnen van rock en jazz kleurt, en aansluit bij de New Yorkse experimentalisten rond John Zorn. Het optreden in de AB was nochtans geen hoogvlieger: er werden interessante dingen gedaan met klankkleur (vooral door Pawlowski, die met z’n gebruik van delay, loops en distortion nu en dan op Sonny Sharrock-terrein belandde) en subtiele verschuivingen, maar het bleef al te zeer steken in cerebraal gepingel dat zelden aansloeg. Intrigerend, maar het besef dat deze band beter, véél beter kan, was een frustratie.
Met Moonchild, het trio dat eerder dit jaar aan het werk te horen was op John Zorns gelijknamige album, kregen we veel meer te horen en te zien. Aarzelend tussen brute experimenten en een rockopera voor psychopaten, is de groep de zoveelste provocerende uitlaatklep voor Zorn, die ermee een eerbetoon aan Aleister Crowley, Edgar Varèse en Antonin Artaud op poten zette. Het resultaat is een sinistere helletocht van donkere sensualiteit en hysterisch kabaal. Zorn viel nergens te bekennen (later bleek dat hij achter de knoppen stond), maar na een minuutje "Hellfire" was de toon gezet voor een spectaculaire performance die het volledige album erdoor zou jagen. Drummer Joey Baron (Naked City, Masada etc.) en bassist Trevor Dunn (Fantômas, Mr. Bungle, en eerder dit jaar al te gast in de AB met Teun Verbruggens Nozzle Slag) zorgden voor een indrukwekkend fundament, dat nu eens slepend was, en dan weer in volle ADHD-stijl ontspoorde.
Lyrische passages en hectisch gebeuk, zoals gewoonlijk, waarbij vooral Barons rol opviel. Verbruggen noemde zijn manier van spelen ooit "schilderen op een drumstel", en het arsenaal aan geluiden, accenten en ritmes was dan ook verbijsterend. Het ene moment liet hij de ritmes struikelen ("Ghosts Of Thelema"), om dan even later een hypnotische groove rollende te houden (een machtig "Possession", of afsluiter "Sorceress"). Het sluitstuk van de band was echter stemkunstenaar Mike Patton, die over het podium sloop als een kat, spastische bewegingen maakte alsof hij elektroshocks kreeg toegediend, en gespannen z’n entree afwachtte als een korteafstandsloper in de startblokken. Het verschil is dat Patton niet aan valse starts doet, en zich gaf met een onvoorstelbare timing en maniakale energie.
Patton zuchtte en hijgde, gromde en gorgelde, krijste en gilde op een manier die z’n performance op het album in de schaduw stelde. Tijdens "Caligula" en "Le Part Maudit" leidde dit tot stuiptrekkingen, rondvliegend speeksel en vocale hoogstandjes die op ongeloof onthaald werden. Ingetogen stukken als "616" en "Moonchild", die zovele keren sterker waren dan op plaat, kregen een zieke sensualiteit mee. Tijdens één nummer ("Equinox") bleef hij aan de kant, voor de rest domineerde hij de voorstelling, die in het niemandsland tussen duiveluitdrijving, rock en performance art verbleef. Het was als kijken naar een bombastische theatervoorstelling die een trip naar het Parijse grand guignol van een eeuw geleden garandeerde.
Het concert had niet de emotionele impact die Zorns Masada eerder dit jaar had, maar de perfecte uitvoering van het stuk en de ijzingwekkende intensiteit zorgden voor een uitzinnig onthaal. Sommigen verlieten de zaal in walging, maar de meerderheid besefte getuige te zijn geweest van een concert dat over een paar decennia nog opgerakeld zal worden. Zorn kwam zelf het podium op voor het bisnummer: een geïmproviseerde, door de meester gecoördineerde lap lawaai die de kers op de taart zette. Moonchild was niet zomaar "goed", "knap" of "straf". Moonchild was verpletterend.