Waren ze in hun tijd gewoon "een leuk gitaargroepje van eigen bodem", een tijdlang gesplit zijn helpt duidelijk: de reünie van Metal Molly was groot nieuws. Bizar genoeg dus stond een slechts half gevuld Het Depot vol met jongeren die in de hoogdagen van de band ongetwijfeld nog in hun boysbandfase zaten.
Was Metal Molly zo’n grote groep, zo ergens rond 1996? Niet echt, gewoon een sympathiek trio dat een prettig hitje had met "Orange" en het op de rug daarvan en van het bijhorend knetterende Surgery For Zebra even lekker deed. Maar nog voor de bevestiging van een tweede album kon komen, was de groep al uit elkaar gespat. "Metaalmoeheid", is de grap die dat nu nog altijd moet uitleggen.
Moe misschien, maar niet geplooid: rond de eeuwwisseling was het enthousiasme er opnieuw en werd met enige moeite The Golden Country in Wales opgenomen. Single "Suncomfort International" werd een aangenaam radiohitje, de groep mocht zich warmlopen voor een tweede verschijning op Rock Werchter. En toen liep alles weer fout, Metal Molly stapte zonder platencontract dat hoofdpodium op. Het was opnieuw een eindpunt.
Het leek een verhaal van wel willen maar niet kunnen. En dus kozen Pascal Deweze en Allan Muller eieren voor hun geld met eigen projecten Sukilove en Satellite City. Maar de vriendschap bleef, en ook de goesting kroop waar ze niet kon gaan: een spontane hereniging vorige zomer krijgt dit jaar zijn kortstondige vervolg: dinsdag écht van start gegaan, op 19 augustus is het alweer gedaan want daarna dient een nieuwe Sukiloveplaat gepromoot.
Het is mooi weer dus is Het Depot verre van volgelopen. Het maakt niets uit: Deweze, Geudens en Muller vliegen er goedgeluimd in met een smakelijk "Flipper". Volgen al even snel "PVC" en "Monday Is Queer". Bij Metal Molly wordt niet aan nodeloos gerek gedaan: als een nummer de drie minutengrens haalt, is het al sterk. Het gaat, met andere woorden, vooruit.
Ze lijken allemaal zo simpel, de liedjes die hier met een stevige drive worden afgevuurd, maar eigenlijk zijn hier twee erg straffe en professionele songschrijvers aan het werk. En af en toe mag dat behoorlijk lawaaierig zijn als in "Poolbell" en dan lijkt het geluid van deze bende wel dicht bij dat van Nirvana te hebben gelegen. Al dienen de neuroses dan weggedacht en vervangen door een licht-surreële Belgische inslag. Dik een halfuur in de set wordt prijsbeest "Orange" losgelaten en terwijl appelsienen richting podium zeilen, valt op hoe hard dit nummer nog steeds werkt. Dit is terecht een kleine klassieker in de Belgische popcanon.
Helaas lijkt het vet daarna wat van de soep. De beste nummers zijn gepasseerd, Metal Molly gaat door met het halfslachtigere "Small Supernova" en "Superskunk". Een korte flard "Killing In The Name Of" van Rage Against The Machine is niet meer dan een korte grap tussenin. Dan was hun cover van "Birdhouse In Your Soul" van They Might Be Giants fijner en meer to the point: dit is een feestje waar glimlachen dienen geschilderd te worden.
Naar het einde toe lijken de laatste songs net geen rommeltje te worden, een cover van Nirvana’s "Molly’s Lips" doet uitgeleide. Bewezen is wat moest: Metal Molly is geen klassiek, maar wel een ongelofelijk tóf livebandje gebleven dat minstens een half klassieke setlist er in een half uurtje kan doorknallen. Nog een zomer lang kan er her en der van genoten worden, daarna gaan de boeken weer toe. Tot een volgende reünie, welteverstaan. Afspraak in 2010 zo ongeveer?