Metal Molly. Mitsoobishy Jacson. Broken Glass Heroes. Geen muzikale dekmantel of Pascal Deweze heeft ze gedragen, maar zoals dat gaat: elk masker valt ooit wel eens af. Nu die grote constante Sukilove, zijn enige echte éigen band, finaal het loodje heeft gelegd, doet hij het op Cult Of Yes onder eigen naam. Open en bloot, want zo hoort het als je positief in het leven staat. “Naar het schijnt leer je zorgen loslaten als je ouder wordt. Ik ben zover, denk ik.”
”Het best bewaarde geheim van België.” “De onterechtst genegeerde groep van Antwerpen”. We kunnen wel wat titels bedenken voor Sukilove, dat straffe ensemble dat Pascal Deweze de reputatie van Vlaamse Thom Yorke bezorgde: immer dwars, altijd een beetje moeilijker dan nodig, maar wel altijd sterke platen afleverend. Dat je met ons en ander lof echter geen boterhammen betaalt, blijkt maar weer. Het einde van Sukilove was er een dat niet langer uit te stellen viel, zo vertelt de zanger bij een kop koffie. “Dit is de enige verslaving die ik nog onderhoud”, grijnst hij speels. En hij steekt van wal.
Deweze: “Sukilove was wel degelijk een groép, ja, maar wel de mijne. Ik leverde de demo’s, hele songs, en mogelijke partijen, maar ik legde ook niets dwingend op. Er kwam dus ook wel een suggestie van anderen. Het was een band in die zin dat ik nooit iemand zou buitenzetten, om die dan te vervangen. Stoffel Verlackt heeft bijvoorbeeld van de eerste tot de laatste noot achter de drums gezeten. Dat was goed, want hij denkt muzikaal veel theoretischer. Dat gaf me tegengewicht. Hij wees me er op als ik muzikaal echt gekke dingen begon te doen, en dan liet hij me ook oplossingen zoeken om die weirdness in een toegankelijker format te gieten. Zelfs al vond ik dat irritant, ik snapte het wel. In die zin accepteer ik de chemie van een groep zeker, maar het kon niet anders. Ik kon Sukilove niet meer on the road houden.”
“Op een bepaald moment gingen we van verschillende internationale boekers naar één nationale. En toen liep alles in het honderd. Van veertig à vijftig buitenlandse concerten op een tour, vielen we terug op nul, en zo viel de kleine marge die we hadden weg. Sukilove mocht dan altijd verlieslatend zijn geweest, toen werd het gewoon absurd. Het was financieel niet meer leefbaar, en ik weigerde om een goeie drummer als Stoffel te vragen om voor niets te werken. Ons elan, kortom, was gebroken. Toen heb ik maar voorgesteld om ermee te stoppen in plaats van weg te kwijnen. Uiteindelijk hadden we een mooi parcours gereden, maar ik was niet zeker dat het nog goed ging komen. Natuurlijk, de recensies van onze laatste platen waren erg goed, maar van artistieke schouderklopjes kun je niet koken, daarvoor is het economisch klimaat te hard.”
“Natuurlijk is het jammer. We waren heel langzaam gegroeid, en onze platen werden steeds beter. We hadden onze eigen muzikale weg gevonden. Maar dat is popmuziek, niet? Gedoemd om een korte levensloop te hebben, waarna je kunt terugblikken op hoe tragisch het allemaal wel niet was. En ach: Sukilove heeft twaalf jaar bestaan. Dat halen veel bands niet eens. Van mij had het nog wat mogen doorgaan, maar dan wél in goeie omstandigheden. Dit was niet meer oké.”
“Hadden we harder moeten roepen over die buitenlandse tours? Het juiste antwoord is waarschijnlijk ‘ja’. Aan de andere kant weet ik ook dat we gewoon een klein clubtourtje deden. Dat is niets groots. Ik lees ook die hoeraberichten over Belgische bands die doorbreken in Amerika omdat ze mogen aantreden op een showcasefestival als South By South West. Ja, Stromae is daar doorgebroken, maar al die andere bandjes zijn daar ook maar gewoon gaan vechten tegen die 33.000 anderen die tegelijk speelden. Te gek hoor, we hebben dat ook een paar keer gedaan, maar ‘hoera’ is dat niet. Misschien waren wij daar gewoon te nuchter in.”
“Ik denk ook dat het met de veranderende tijdgeest te maken heeft. Onlangs nog las ik een artikel over hoe underground als concept niet meer bestaat zoals vroeger. Toen ontwikkelde je je eigen geluid, en zag dat langzamerhand de mainstream insijpelen — als je geluk had. Vandaag is dat soort opbouw er niet meer, maar word je verondersteld heel snel promotie te voeren. Wie niet snel aan veel volgers zit, is niet underground maar gewoon een loser. Dat vind ik een interessante evolutie. Het idee van tegencultuur is weg, en ik denk dat Sukilove daar nog in zat, in de gedachte dat als je niet tegen de stroom in ging, er misschien iets niet klopte. Nu moet je een andere koers varen, maar ik weet niet welke.”
“Maar hier zijn we dus. Waarom nu als Pascal Deweze? Er waren heel wat logische redenen om eindelijk die stap te zetten. Sukilove bestond niet meer, dat is één. En in de loop der jaren had ik dan wel heel wat projecten en kleine optredens onder één of ander pseudoniem of groepsnaam gedaan; altijd bleek dat mijn naam toch nog groter stond dan die van het project van het moment. Blijkbaar was ik in Vlaanderen toch behoorlijk gekend. Dan leek het me wel grappig om een redelijk doorzichtige, Engelstalige popplaat te maken onder de mooie surrealistische, en vooral internationaal welluidende artiestennaam ‘Pascal Deweze’. Er zijn suggesties geweest om het dan maar anders te spellen of enkel mijn familienaam te gebruiken, maar kom: ‘Deweze’, dat klinkt gewoon als een advocatenkantoor.”
Wéér geen hits
“Het nummer “I Only Have A Yes For You”, The Cult Of Yes,… dat is niet toevallig, neen. Ik wil er geen grote theorieën over ophangen, maar ik wilde dat de plaat iets positiefs uitstraalde, hoe leftfield en onderhuids spannend mijn muziek soms ook is. Een “Paris” mag dan weird klinken, het heeft wel een optimistische tekst. Dat gaat me tegenwoordig makkelijker af dan vroeger.”
“Kijk, ik was blij deze week te lezen in een interview met Nick Cave — en Spinvis zei daarover net hetzelfde in Humo – dat positieve muziek het moeilijkste is om te maken zonder als een luljurk over te komen. Flaming Lips kunnen dat, ja, en Deerhoof. Ik denk gewoon dat ik genoeg heb van poseurs. Ik zie heel veel mensen zwaarwichtige muziek maken, waarvan ik enkel denk: ‘I don’t believe you’. Noem het ouder worden. Naar het schijnt leer je dan je zorgen los te laten en te genieten van het leven; ik denk dat dat proces bij mij net gebeurd is.”
“Stabiliteit, ja. En je kunt die leeftijd ook negatief bekijken: ik moet toch opletten dat ik niet te veel hamburgers eet, moet wat meer bewegen, maar tegelijk heb ik het gevoel dat een deel van de strijd geleverd is. Er was heel veel muziek die ik moest maken, en dat is gebeurd. Ik voel nog altijd die drang, maar tegelijk is er ook de rust dat ik al heel wat heb vastgelegd. Goed of slecht, dat is niet aan mij om te bepalen. Ik probeer gewoon iets te maken, en als het af is lig ik daar niet meer wakker van. Vroeger was dat anders, maar met de jaren wil ik meer tot de essentie komen. Als ik een stukje Frans wil zingen, zoals ik op deze plaat doe, dan is dat omdat dat aansluit bij wie ik ben. Want mijn vader is een Brusselaar, dus ik ben gedeeltelijk in het Frans opgevoed. Dat soort ease, een soort welzijn in het leven, zit wel in The Cult Of Yes. Enfin, dat is de theoretische uitleg, ik ben me er van bewust dat sommige mensen het gewoon een bizarre plaat zullen vinden.”
“Eigenlijk is The Cult Of Yes een persoonlijke zoektocht geweest naar een nieuw begin. Ik ben zomaar beginnen schrijven, zonder te weten voor welk project of wat er mee zou gebeuren, en zonder vaste bezetting: sommige songs hebben vijf keyboards, andere geen of maar één,… Slechts twee nummers hebben elektrische gitaar, that’s it. Daardoor klinkt de muziek kaler dan op de laatste Sukilove. Die was grotendeels live ingespeeld, waarna ik uit de bijdragen van soms drie mensen koos wat we zouden gebruiken. Met een titel als Drunkaleidoscope wilde ik ook één veld van allemaal klanken die het dan maar moesten uitvechten. Nu ben ik helemaal anders begonnen. In essentie had ik geen groep, en speelde ik aanvankelijk zelf alles in. Dan dacht ik al snel: ‘Ik vind het wel genoeg zo’. Uiteindelijk heeft Karen Willems, die ook in mijn liveband drumt, nog wat ingespeeld, en is er één nummer, “Strange Behaviour”, dat ik samen met Sjoerd (Bruil, gitarist van onder andere Millionaire, mvs) en Helder (Deploige, drummer, mvs) schreef. Het was namelijk bedoeld voor de instrumentale improvisatieplaat die we onder de naam Troia hebben gemaakt, maar toen ik erover ging zingen, verhuisde het van project.”
“Jij vindt Cult Of Yes ook niet meteen toegankelijk? (glimlacht) Blij dat we die traditie kunnen verderzetten. Ik denk ook wel dat het de zesde Sukiloveplaat had kunnen zijn, maar eigenlijk heb ik in de tussenliggende jaren véél dingen geschreven. Ik heb met drumcomputers geklooid. Een halve Nederlandstalige plaat geschreven tot ik dacht: ‘Dit is het niet’. En ook weer wat meer traditionele spullen, meer rootsrock. Eigenlijk ben ik op een drafje door al mijn invloeden geracet, van pop tot experiment, en toen ik ongeveer honderd nummers of aanzetten tot had, waren er zo’n twintig à dertig die me nog het meest aanspraken. Dat die nog het dichtst bij Sukilove aanleunden vond ik een opluchting. Blijkbaar zette een natuurlijk proces zich verder; dit is waar mijn geest als vanzelf naartoe gaat. Maar vanzelfsprekend was het ook een ontgoocheling: de aanleg van dat zwembad kan ik maar beter nog wat uitstellen; wéér geen hits.” (lacht)
Geleerd van CloClo
“Het voordeel van soloartiest te zijn is natuurlijk ook dat het je dwingt om na te denken over je identiteit als zanger. Ik denk dat ik vanaf nu meer en meer ga zingen. Ik begin me er langzamerhand comfortabel bij te voelen dat ik degene ben die vooraan staat. Sinds ik die tour met Claude Françoiscovers deed, heb ik me erbij neergelegd dat ik dat misschien eens wat meer moet doen: zingen, met mijn gewone stem. Ik heb lang het gevoel gehad dat het al snel te traditioneel, te conservatief werd als ik begon te zingen. Dat bijna Olympisch zingen dat men bij The Voice huldigt; daar voel ik niets bij. Terwijl zo’n Neil Young, die eigenlijk niet kan zingen: wat een stem, en wat een platen. Ik ben lang op zoek geweest naar zoiets voor mezelf, en nu ik mijn eigen identiteit heb gevonden, durf ik wel iets van techniek te laten insijpelen.”
“Wat ik nog uit dat CloCloproject heb onthouden: dat je een entertainer bent van zodra je op een podium staat. Je bent een betaalde clown, waar mensen hun huis voor zijn uitgekomen. Als het je niet interesseert om hen iets te geven, dan moet je het niet doen. Op dat vlak was die covertour heel erg confronterend. Op de Grote Markt in Leuven kreeg ik ooit een dronken groep Portugese vrijgezellen voor me op de eerste rij. Op twee meter van mijn neus bleven ze maar schreeuwen om “Alexandrie Alexandra”. Er stond geen security, en ik besefte dat ik niet kon doen wat ik bij Sukilove zou gedaan hebben: een klap met mijn microfoonstatief geven, of tenminste iets doen met die mannen. Dat deed Claude François immers ook niet, in zijn kostumeke, en dus kon ik hen ook niet beginnen uitschelden of wat dan ook. Na al die jaren op het podium wist ik niet wat ik moest doen. Op dat moment besefte ik dat ik eigenlijk nog maar aan het begin stond. Het was een reset, die duidelijk maakte dat ik opnieuw moest beginnen. Daarom heb ik ook het idee dat de volgende plaat anders zal worden. Dit was een zoektocht, de volgende zal meer gefocust zijn. Of dat dénk ik toch, want ik heb nog altijd verschillende opties. De nummers die ik de afgelopen jaren schreef en niét uitbracht gaan alle richtingen uit.”
Vroeger kan als het past
“Ik heb op een try-out vorig jaar “Baby Don’t Worry” gezongen, dat ik voor Broken Glass Heroes en Benidorm Bastards schreef. De plaat was nog niet af, en op de muzikanten na had niemand het materiaal al gehoord. Ik hield er rekening mee dat het allemaal wat te heavy kon zijn voor de mensen, en daarom nam ik de beslissing om toch maar een toegankelijk nummertje in de bissen te brengen, zij het in een wat overdreven versie met veel drumbreaks en een saxofoonsolo. Maar of ik daarom van plan ben om meer in het verleden te graven, nu ik onder mijn eigen naam speel? Het moet toch vooral passen bij de actuele nummers, denk ik.”
“Momenteel is onze set gebaseerd op Cult Of Yes, en het is belangrijk dat die vibe gedefinieerd blijft. In De Roma gaan we “Baby Don’t Worry” dus niet doen, maar wel één of twee andere nummers van vroeger die er heel fijn bij passen. Dan mag het, maar als ik voel dat het een nostalgietrip wordt, heeft het geen nut. Zeker omdat ik toch nooit hits heb gehad. Wie zou nu een nummer van Mitsoobishy Jacson herkennen? Maar dit blijft nu wel duren – tenzij ik persoonlijk zou splitten, haha – dus wie weet komt het wel. Er is zo’n nummer van op de eerste Sukiloveplaat, “There’s A Light”, waar ik nooit honderd procent over tevreden ben geweest. Ik zocht toen naar een gospelachtig, technicolor Flaming Lipsgevoel dat ik toen nog niet kon benaderen. Nu weet ik hoe ik dat moet doen, dus dat wil ik misschien nog eens proberen. Ooit.” (lacht)
Pascal Deweze stelt Cult Of Yes live voor op 11 mei in De Roma. Info & tickets: www.deroma.be