De Kreun, Bissegem 24/03/06
Toegegeven, we hebben altijd een zwak gehad voor de dappere
singer-songwriter, eenzaam in de schijnwerpers. Geen band om op
terug te vallen of achter te schuilen. Erop of eronder. Troy Von
Balthazar was tot vóór we hem aan het werk zagen in De Kreun
ons onbekend. Chokebore, ja, daar hadden we al van gehoord, maar de
muzikale output van de band uit Hawaï (!) hadden we vooralsnog om
een duistere reden links laten liggen. Maar dat mag voortaan
verleden tijd heten. Wat we Troy die avond solo zagen en – vooral –
hoorden doen, was een erg aangename en prikkelende kennismaking met
’s mans muziek.
De verwijzingen naar Elliott Smith en Sparklehorse op de site van
De Kreun zorgden alvast voor hooggespannen verwachtingen. De
sympathieke zanger loste ze helemaal in. Gewapend met gitaar en
voetsampler knutselde hij ad hoc gelaagde popsongs in mekaar. Lo-fi
was daarbij het codewoord met af en toe een noisy uithaal die ons
aan Dinosaur Jr. deed denken. Troy beschikt bovendien over een
uitstekende, heldere stem. Dat bleek vooral toen hij een dictafoon
opdiepte en tegen de microfoon drukte. Met zijn hand vormde hij een
trechter en boven een ruisend en rammelend muzikaal motiefje op
band zong hij vol overgave. Bijna was het ridicuul maar de
overtuiging waarmee de liedjesbard deze song en de rest van zijn
set bracht was bewonderenswaardig. Achter de microfoon kronkelde
hij zich in allerlei bochten alsof er een mierenkolonie onder zijn
hemd passeerde. Voor twee liedjes deed de one-man-band een beroep
op de vocale assistentie van een ranke verschijning. Daarna
passeerde nog een knappe cover van ‘Ain’t No Sunshine’ de revue.
Ook ‘Bad Controller’, een nummer dat Troy opdroeg aan zijn moeder,
maakte indruk. Boven de door hemzelf ingespeelde en gesamplede
partijen werd zijn stem met effecten bewerkt tot er nog een traag
en diep gegrom overbleef. Troy Von Balthazar pakte moeiteloos de
zaal in en toonde zich meer dan een beloftevolle opwarmer voor Bell
Orchestre.
Het Canadese Bell Orchestre debuteerde eind vorig jaar met
het knappe ‘Recording a Tape the Colour of the Light’. De band telt
met Richard Reed-Parry en Sarah Neufeld twee leden van The Arcade Fire in zijn rangen. Toch zijn
de verschillen tussen beide bands niet gering. Bell Orchestre stelt
het zonder zanger en heeft met onder meer viool, trompet en hoorn
(jawel) een vrij ongewone bezetting. Samen met drum en contrabas
als ritmesectie beweegt de groep zich in het vaarwater van
akoestische bands als pakweg Rachel’s, Clogs of Kronos Quartet.
Postrock met folkinvloeden zo u wilt, gekruid met pittige
punkrockspirit. Bell Orchestre balanceerde het hele optreden tussen
sferische en ingetogen kamermuziek en energieke, triomfantelijke
explosies. De band zweert doorgaans ook bij compacte composities.
Een slimme zet, want zo hou je het publiek bij de les. Althans, dat
zou je verwachten. Een deel van het opvallend grote aantal Fransen
dat de grens was overgestoken blonk uit in storend gedrag.
Babbelende en giechelende marihuanarokers slaagden er bijna in de
sfeer te bederven tijdens de ingetogen momenten. Je zou er bijna de
Akkoorden van Schengen bij in vraag stellen.
De eerste helft van het concert was niet overrompelend maar liet
een band horen die op een gedegen manier zijn muziek live wist te
brengen. De drums zaten opvallend vooraan in de mix, wat de nummers
extra drive gaf. Bell Orchestre groeide in zijn set en eenmaal op
dreef werden de vertolkingen steeds overtuigender én krachtiger.
Regelmatig moesten we bij de soepele, volle baslijnen en groovende
drums denken aan Red Snapper. De Canadezen uit Montreal waren ook
niet te beroerd voor een experimentje. Een nieuw nummer werd
uitgeprobeerd waarbij hoorn en bas een duet dansten terwijl de rest
van het gezelschap geknield met drumsticks het ritme aangaf op de
planken van het podium. Zelfs een tikmachine vertolkte een rol in
een set die naar het einde toe steeds boeiender werd. Hou dit
orkest alvast in de gaten!