Biologie en kunst: doorheen zowat zijn hele oeuvre heeft National Book Award en Pulitzerprijs winnaar Richard Powers beide elementen met elkaar verenigd. The time of our singing, vertaald als Het zingen van de tijd, is een uitzondering op die regel, waarbij het accent van wetenschap komt te verschuiven naar sociale kwesties, met name intra-familiale verhoudingen en raciale ongelijkheid.
In velerlei opzichten is Richard Powers’ romankunst op Europese leest geschoeid. De prominente plaats die theorie, en in het bijzonder de muziekgeschiedenis van het oude continent, inneemt in onder meer The Gold Bug Variations en Orfeo, is atypisch te noemen binnen de traditie van de zogeheten ‘great American novel’, waarin de klemtoon veeleer ligt op het bewieroken dan wel ontmaskeren van het zelfverklaarde oer-Amerikaanse exceptionalisme en het verkennen van de existentiële offers die tot de creatie van een op consumptie gerichte genotscultuur zouden leiden. Wie Powers’ boeken afzet tegenover het gros der romans van zijn landgenoten, begrijpt dat de man zich vaker terugtrekt in een specifieke niche, een cocon die toelaat om via abstracte mijmeringen over de impact van kennis en kunst het universele wezen van de mens aan te raken. Toch zou het verkeerd zijn ’s mans oeuvre in een historisch en sociaal vacuüm te situeren. Latent doch niettemin aanwezig zijn sporen van de Amerikaanse geschiedenis en haar imperialisme, ook in romans zoals The overstory, waarin Powers nochtans niet als chroniqueur van het verleden wil optreden.
Zoals gezegd liggen de kaarten anders voor wat Het zingen van de tijd betreft. Dat boek kreeg kort geleden een herdruk, vermoedelijk ten gevolge van Kris Defoorts operabewerking voor De Munt, een productie die binnen het podiumlandschap als de revelatie van 2021 over de tongen ging. Het boek is met zijn ruim zevenhonderd bladzijden vanzelfsprekend lijviger, al slaagde librettist Peter van Kraaij er wonderwel in de voornaamste verhalende, historische en thematische lijnen uit te lichten, ja zelfs integraal te bewaren. Het boek leest echter anders dan het libretto; metaforisch gezien als een soort onderzoek naar literaire muzikaliteit. Powers probeert met name, zonder daarom ostentatief als dichter naar de voorgrond te treden, de taal tot melodie om te vormen, waarbij de warmbloedigheid van het samenzang waarin het gezin zich veelvuldig hult, zich ook via het woord als het ware manifesteert.
Waar dit verhaal over gaat? De kinderen van het gezin gevormd door Duits-Joods inwijkeling David Storm en de Afro-Amerikaanse zangeres Delia Daley representeren uiteenlopende verhoudingen tot de eigen identiteit als telgen uit een gemengd huwelijk. Tussen blind blijven en vluchten voor de raciale roots en ideologisch op de barricades gaan staan om het structurele onrecht aan te vechten, bevindt zich uiteraard een gans spectrum dat Powers via zijn roman probeert te bestrijken. Met deze kroniek van Amerika’s wispelturige verhouding tot de rassenkwestie als decor, tekent Powers tegelijk een hartroerend portret over onvoorwaardelijke familiebanden, die niettemin door allerhande externe motieven onder druk kunnen komen te staan. Het bad waarin dit alles gedrenkt is, is de kunst zelf, een louterend baken voor alle rampspoed die het gezin onderweg tegenkomt.
Ondanks de theoretische uitweidingen omtrent de wording van muziek en de meer abstracte overpeinzingen omtrent culturele toe-eigening – heeft een blanke van nature meer affiniteit met Europese klassieke muziek en staat een zwarte op natuurkundige basis dichter bij de jazz en haar ritmiek? – blijft de totaalervaring van Het zingen van de tijd perfect geworteld in het verhaal en in haar personages. Wat dat laatste betreft komt Powers met onvergetelijke figuren op de proppen, karakters die weliswaar een duidelijk ideëel doel dienen en als vertegenwoordigers van verschillende conceptuele strekkingen tegenover elkaar komen te staan, maar zich voor de lezer nooit gereduceerd zien tot louter pionnen in een vakkundig geconstrueerd geheel met rassenhaat als achterliggende onderwerp.
Het zingen van de tijd is alleen al als resumé van de 20ste-eeuwse raciale geschiedenis van de Verenigde Staten weergaloos, en als roman over een familie die lijkt te gaan verbrokkelen angstvallig mooi. Als kunstwerk, volkomen: een meesterwerk van een meesterauteur die in eigen land, en eigenlijk wereldwijd, een unieke positie inneemt ten opzichte van zijn collega’s.