Een boek De vreemdelinge betitelen? Het lijkt een wilde provocatie aan het adres van Albert Camus. De Italiaanse debutante Claudia Durastanti laat echter na zich expliciet tot dat meesterwerk uit de 20ste-eeuwse literatuur te verhouden. Haar boek is een tegelijk ongewoon openhartige als buitengewoon eigenzinnige verkenning van haar eigen achtergrond en psyche.
De eerste en meest fundamentele vraag is allicht: wat is De vreemdelinge precies? Om voor een roman te kunnen doorgaan bevat het boek te veel autobiografie, maar ook die genreaanduiding schiet hopeloos tekort. Durastanti grijpt tijdens de beschrijvingen van het wedervaren van haar ouders en voorouders immers naar wat men ‘mythologisering’ pleegt te noemen. De thematisch gerangschikte, overwegend korte kapittels doen hier en daar bovendien meer essayistisch dan verhalend aan. De schrijfster sloopt in feite de grenzen tussen fictie en non-fictie, tussen herinnering en dromerij, tussen anekdotiek en filosofie. Hoewel schijnbaar netjes gecatalogeerd onder heldere noemers als ‘Familie’, ‘Reizen’, ‘Werk & Geld’ of ‘Liefde’, leest dit boek even wispelturig als Durastanti’s levenswandel. Wie zweert bij het idee dat de identiteit van een mens zonder slag of stoot af te lijnen valt, en dat de kunst van de biografie erin bestaat komaf te maken met onzekerheden, zal in De vreemdelinge verloren lopen. Daarmee doet de auteur vermoedelijk meer recht dan onrecht aan de in realiteit samenhangende doch in werkelijkheid vaak nauwelijks te voorspellen menselijke natuur. Of niet soms?
Uit Durastanti’s curriculum vitae valt hoe dan ook een atypisch boek te puren. Geboren uit twee dove ouders en tijdens haar jeugdjaren uit het hart van de Verenigde Staten (Brooklyn) geëmigreerd richting een onooglijk dorp in Zuid-Italië om tijdens haar volwassen leven uiteindelijk in Londen te belanden: de lezer heeft niet bijster veel inlevingsvermogen nodig om te begrijpen dat de schrijfster zich doorheen haar kindertijd een buitenstaander voelde. Toch verwijst de titel van deze reeks ontboezemingen niet alleen naar haar statuut van emigré in zowel Italië als het Verenigd Koninkrijk, maar ook naar haar ouders, die als het ware buiten de taal en dus ook buiten de wereld moesten zien te leven, of liever overleven. Tegelijk is Durastanti een vreemdelinge wanneer het gaat over de ervaringen van haar moeder wanneer die televisie kijkt, of sociale contacten aangaat: Durastanti groeide met name op zonder moeder-taal, ze moest zich zelf leren verhouden tot de betekenis van woorden, kreeg grammatica al lezend onder de knie en bleef ergens onbestemd zweven tussen verschillende culturen in. Hoe zou ze met andere woorden geen vreemdelinge kunnen zijn, wetende dat al van jongs af aan werd geconfronteerd met het artificiële karakter van taal, via het contrast tussen het gangbare dialect, de taal van lectuur en televisie en het koeterwaals van haar moeder?
Voorbij de schijnbaar vrijblijvend geordende bloemlezing openbaart De vreemdelinge zich als een secuur opgebouwd relaas, waarin Durastanti steeds minder verzinsel toelaat en zichzelf steeds nauwkeuriger onder de loep neemt. Wat haar wortels betreft, zetten allerhande overgeleverde verhalen de toon. Durastanti’s verhouding tot arbeid, centen en relaties loodst de lezer verderop richting meer oprechtheid, hoewel de schrijfster boven alles literatuur blijft bedrijven. Deze eeuw mag er dan een zijn waarin transparantie wordt verheerlijkt als hoogste goed, Durastanti streeft er niet naar om alles te willen ophelderen. Soms blijven haar beschrijvingen mistig, blijken haar associaties wispelturig, ogen haar redeneringen niet waterdicht of zelfs wat moeilijk te volgen. Desondanks vervalt Durastanti niet in taal om taal, wel suggereert haar literaire techniek dat de grootste waarachtigheid schuilt in de verdichting van wat ze zeggen wil.
Is alles überhaupt uitlegbaar en uitspreekbaar? Of is het meest treffende portret van een bewogen leven een portret dat zelf bij wijze van spreken beweegt, of op zijn minst vloeibaar wordt, organisch blijft omdat het de lezer is die het geschreven woord moet zien te ontraadselen. Een portret ook waarin aspecten doelbewust worden versluierd, meer worden omschreven dan beschreven. Want is het ware in de mens niet net het unieke, vreemde? Precies dát onontgonnen terrein mogen betreden in een virtuoos geschreven boek: het is een voorrecht.