Met Lincoln in the Bardo (George Saunders) en Milkman (Anna Burns) bekroonde de jury van de befaamde Booker Prize de voorbije jaren experimentele fictie. Ook Girl, Woman, Other (Bernardine Evaristo), waarin de lezer de levenswandel van een dozijn karakters voor de kiezen kreeg, was geen evidente keuze. Met Shuggie Bain – voorwaar een debuut! – keert het expertenpanel echter terug naar een conventionele roman. Zij het met een minder conventioneel uitgangspunt: de langzame aftakeling van een alcoholiste, bezien door de ogen van haar minderjarige zoon.
Douglas Stuart hoefde het materiaal voor zijn debuut niet ver te zoeken. Zijn eigen jeugd bleek immers traumatisch genoeg om er een roman aan te wijden. Zo groeide Stuart op in een vaderloos gezin bestaande uit drie kinderen en een moeder. Die laatste geraakte meer en meer in de klauwen van een alcoholverslaving, hoezeer haar kroost zich daar ook tegen verzette. De korte samenvatting leest als een ideaal recept voor verpaupering, kansarmoede en een trio kinderen rijp voor een werkloosheidsuitkering, maar in geval van Stuart draaide het anders uit. De Schot ruilde zijn vaderland in zijn twintiger jaren in voor New York, waar hij als modeontwerper voor diverse gereputeerde huizen werkte. Ondertussen schreef hij gedurende ongeveer een decennium geduldig zijn debuut bij elkaar, dat eerst door maar liefst 32 uitgevers werd afgewezen vooraleer het in druk ging.
Na publicatie vond Shuggie Bain in een mum van tijd een groot publiek, dat massaal meeleefde met de perikelen van Hugh Bain, een jongen die weet dat hij ‘anders’ is dan andere jongens. Toch thematiseert Stuart de homoseksualiteit van het personage nauwelijks. De klemtoon komt vooral te liggen op de nimmer aflatende hoop die Hugh (Shuggie voor intimi) koestert ten aanzien van het alcoholprobleem van zijn moeder Agnes. Is zijn geloof in de omkeerbaarheid van haar verslaving een noodzakelijke mythe om met haar verloedering om te kunnen, of geeft wat in zekere zin zijn medeplichtigheid is ook betekenis aan zijn eigen leven?
De vraag of Stuarts geaardheid wortelt in een gezinscontext waarbinnen mannen stelselmatig misbruik van zijn moeder maken, gaat weliswaar voorbij aan de puur biologische grondslagen van homoseksualiteit, maar niettemin is ze intrigerend. Shuggie krijgt niet alleen een vertekend beeld van de mannelijke identiteit, hij moet zich noodzakelijkerwijs ontpoppen tot een zorgend kind, als het ware een moederfiguur voor zijn hulpeloze moeder. De veelvuldige zelfopofferingen van de vroegrijpe tiener vormen samen een schrijnend relaas van een personage dat er nooit voor kiest te handelen zoals hij handelt. De liefde en loyaliteit ten aanzien van zijn moeder zijn principieel en verankerd in het diepste van zijn denken. Als dat geen hartroerend ankerpunt is om een roman aan op te hangen…
Telkens wanneer de lezer meent dat de ellende als het ware niet groter kan worden, zakt Agnes toch dieper weg in de modderpoel die zij en de ethyl van haar leven hebben gemaakt. Onvermijdelijk is dat ze zich uiteindelijk ook afkeert van diegenen die haar het meest na aan het hart liggen, maar als een geslagen hond keert ook Shuggie steeds trouw terug. Samen met haarzelf laat Agnes iedereen rondom haar verpieteren en vernederen, en Stuart laat de genadeloos neerwaarts dalende spiraal onverbiddelijk zien. Terwijl hij opgroeit, ziet Shuggie almaar duidelijker dat de aandoening van zijn moeder ongeneselijk is. Ook zijn engagement voor haar is echter ongeneselijk. Zieke en verzorger zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, hoeveel pijn ze elkaar willens nillens ook doen.
Rondom de onzichtbare navelstreng tussen zoon en moeder weeft Stuart een keiharde roman over diepe materiële maar ook geestelijke armoede in woonwijken waar onder Thatcher meer niet dan wel werd gewerkt. De auteur kiest, ondanks de meedogenloze teneur van het verhaal, voor zacht proza, beeldrijk beschreven met veel aandacht voor visuele, menselijke details die heel wat figuren uit het doffe, deprimerende landschap van achtergestelde buurten doet oplichten.
In de Engelse pers wordt Shuggie Bain zowat overal geroemd omwille van de verschillende Schotse accenten waarmee Stuart kleur geeft aan personage van diverse pluimage. Het vertalersduo Inger Limburg en Lucie van Rooijen stond alleszins niet voor een gemakkelijke opdracht, en het gemarginaliseerde Nederlands waarin heel wat personages zich uitdrukken, wekt eerder een geconstrueerd dan een natuurlijk gevoel in de hand. Had dat beter gekund? Dat valt moeilijk te zeggen, maar echt levendig worden eigenlijk alleen de personages uit Shuggie’s onmiddellijke entourage.
De voor de hand liggende negatieve spiraal waarin Agnes haar familie meesleurt, staat overigens vanaf de eerste bladzijden in de sterren geschreven. Toch blijft de leeservaring intrigerend, al moet Shuggie Bain het bovenal hebben van vakkundig vertelde plot en hevige emotie. Psychologische, laat staan intellectuele diepte? Die mag de lezer bij voorgaande Booker Prize-winnaars gaan zoeken, zoveel is zeker.