Hoezo, een nieuwe uitgave van het Verzameld werk van Paul Celan? Was het niet zo dat uitgeverij Meulenhoff zich nog geen twee decennia terug borg had gesteld voor ’s mans Verzamelde gedichten, kortom was die editie niet gewoon aan een herdruk toe? Niet voor wat Ton Naaijkens betreft, na een loopbaan aan de Universiteit Utrecht inmiddels emeritus hoogleraar. Sinds diens proefschrift herkauwt de Nederlander als vertaler het integrale oeuvre van Celan. Gevolg is oud werk in nieuw licht bezien, ontsloten voor een volgende generatie.
Net als Meulenhoff destijds hebben Athenaeum – Pol & Van Gennep kosten noch moeite gespaard om dit Verzameld werk te laten uitzien als een definitieve editie. De kaft kan alleen maar pekzwart zijn. Er is immers geen kleur – of liever: geen gesteldheid – die Celan ruimer en breder heeft verkend. Dat de dichter op amper vijftigjarige leeftijd zijn einde vond door zich te verdrinken in de Seine, is veelbetekenend. Langdurig kampte de auteur met psychische problemen, waarbij hij aanvalsgewijs zijn vrouw probeerde te wurgen en een mislukte suïcidepoging ondernam. Het is verleidelijk die destructiviteit te herleiden tot de holocaust, die Celans vader en moeder het leven kostte en waaraan de schrijver ternauwernood ontsnapte door in erbarmelijke omstandigheden in een werkkamp te ploeteren. Tot op vandaag kleeft aan zijn integrale nalatenschap het etiket de Shoah in taal te hebben gevat, of nog nauwkeuriger: de onmogelijkheid om die totale horror en ellende in taal te vatten, via taal weer te geven.
Klinkt complex en fragiel? Dat is de poëzie van Celan inderdaad. Naaijkens heeft zich echter altijd verzet tegen het labelen van Celans gedichten als ‘hermetisch’, ook tijdens de oratie bij zijn benoeming tot hoogleraar Duitse Letterkunde en Vertaalwetenschap. Het zat Naaijkens hoog dat een dichter die zo radicaal de mogelijkheden van de taal uitputte om wat hij noemde “het uiterste aan menselijke ervaring” zijn tijd binnen te loodsen, weggezet werd als iemand die de werkelijkheid doelbewust verknipte en verduisterde om er cryptische dichtsels mee te fabriceren. Integendeel begrijpt Naaijkens de kunst van Celan als een ultiem streven naar betekenis en wel door “alle tropen en metaforen ad absurdum te voeren”, kortom de vertaler ziet dit Verzameld werk als een vervolmaking richting een compromisloos dichterschap, een poëzie waar voor evidente rijmelarijen geen plaats is, maar waar integendeel de gevoelsmatige, klankmatige en inhoudelijke potentie van het woord maximaal wordt uit- en opgerokken.
Als vanzelf wordt Celans poëzie daardoor minder toegankelijk. Lonkt daar opnieuw het scheldwoord ‘hermetiek’? Een vraag voor vertalers is in welke mate ze het universum van de auteur moeten ontsluiten voor hun lezers – hetzij via de vertaling zelf, hetzij met aantekeningen. Naaijkens was er in zijn beginjaren van overtuigd dat Celans poëzie geen tweetalige editie behoefde, maar van dat dogma stapte hij vele jaren geleden af. Tegenwoordig ziet de emeritus hoogleraar een vertaling niet als een unieke transpositie van een origineel, maar als een mogelijkheid, een dialoog met het authentieke vers, iets dat doorheen de tijd kan evolueren. Vergelijk het met de uitvoering van klassieke muziek: uiteraard streeft elk interpreet naar een ‘ultieme’ vertolking, in de volle wetenschap dat het ervaren van dat ‘absolute’ onlosmakelijk verbonden is met de tijdsgeest waarbinnen de toehoorder zich beweegt. Hertaald naar poëzie luidt de conclusie dat een vertaalproces nooit voltooid hoeft te zijn, maar mag blijven transformeren.
Voor Naaijkens vormt dit echter geen excuus om onvolkomenheden achter weg te moffelen. Wel integendeel: elke wending, elke hertaling, elke adaptatie is onder zijn pen weloverwogen. Precies dat meesterschap zou meer transparantie verdragen. Specifieke keuzes in de vertaling hadden met andere woorden geduid mogen worden. Naaijkens wil het publiek echter niet in de richting van een bepaalde lezing duwen, kortom hij gruwt van het idee een discours op te dringen. Anderzijds realiseert hij zich dat in elk vertaalproces per definitie keuzes worden gemaakt die een begrip van de betreffende lectuur aanstuurt. Waarom dan niet de kaart trekken van een becommentarieerde editie? Dit zou zeker de latere bundels van Celan goed doen, want gezegd moet dat zonder richtsnoer de lezer vijf decennia na het overlijden van de dichter vaak de neiging heeft te vervallen in het Shoah-discours.
Naaijkens weet dat Celans werk gekooid is door zijn biografie. Hoog tijd dus om dat eens exegetisch tegen te spreken? Tot dan kunnen Nederlandstalige lezers zich echter laven aan dit Verzameld werk, waarin Naaijkens hier en daar ook prozafragmenten opnam, zoals zijn toespraak bij de uitreiking van de Georg Büchnerprijs. Het zijn deze toevoegingen die een omvattend begrip van Celan als kunstenaar mogelijk maken, en daarom mochten ze inderdaad niet ontbreken. Naaijkens springt echter spaarzaam om met het proza, waardoor het accent geheel terecht bij de overgeleverde gedichten komt te liggen. Behalve dat meer duiding niet zou misstaan hebben (niemand is immers verplicht eventuele aantekeningen door te nemen!), valt er op dit boek niets aan te merken.