Hij was een leerling van Plato en Aristoteles en werd nadat Aristoteles onder druk van Alexander de Grote Athene ontvluchtte niet alleen hoofd van de door Aristoteles gestichte school, dat hij zesendertig jaar zou leiden, maar ook van het Lyceum (een tempel ten dienste van Apollo Lyceus) waar Aristoteles doceerde. Na zijn dood kreeg hij een publieke begrafenis en volgens Diogenes Laërtius die vierhonderd jaar na zijn dood het werk Leven en leer van beroemde filosofen schreef, zou hij niet minder dan 227 werken hebben nagelaten.
Stellen dat Theophrastos tot de groten behoort, is met andere woorden geen overdrijving of zou dat althans niet zijn, mocht zijn werk niet grotendeels verloren gegaan zijn op twee boeken na. Natuurlijk zijn er nog steeds fragmenten en wordt zijn werk door andere klassieke auteurs besproken en becommentarieerd zodat er nog steeds voldoende mogelijkheden zijn voor academici en onderzoekers om zijn werk en gedachtengoed te bestuderen en analyseren maar al bij al blijft de oogst mager. De overgeleverde werken zijn, op fragmenten over onder andere ethiek, fysica en de zintuigen na, zestien `boeken` over planten (twee zijn verloren gegaan), een over stenen, een werk over metafysica en tenslotte het eerder dunne Karakterschetsen, waarin op een zakelijke manier dertig verschillende karakters beschreven worden.
Hoewel over het auteurschap al lang geen twijfel meer heerst, is zoals bij zowat alle overgebleven korte werken de vraag of het deel uitmaakte van een groter geheel dan wel een op zichzelf staand werk staat en welk doel het in dat laatste geval diende. De voorlopige consensus lijkt te zijn dat hoewel het voorwoord evenals de morele lessen onderaan enkele kararkterschetsen toegevoegd zijn door enkele Byzantijnse kopiisten zo een acht eeuwen na Theophrastos` dood, de schetsen wel degelijk van zelf zijn hand zijn. Voer voor discussie blijft evenwel het doel van de tekst, zo is onder meer geopperd dat ze diendenals oefening voor jonge redenaars, een pendant waren van Aristoteles` Ethika, deel uitmaakten van een werk over drama,… ook met de teksten zelf lijkt in verschillende edities gegoocheld te zijn waarbij het bronmateriaal niet altijd evenveel gerespecteerd wordt.
Bij zijn vertaling heeft Hein van Dolen zich daarom gebaseerd op het bronnenmateriaal en zijn aanpassingen tot het minimum beperkt, het latere voorwoord en de toevoegingen heeft hij weliswaar mee opgenomen maar staan duidelijk aangemerkt als (waarschijnlijk) niet van Theophrastos waardoor in de mate van het mogelijke beoordeeld kan worden of Theophrastos in zijn karakterschetsen zijn medeburgers wist te typeren en of zijn schetsen universeel genoeg zijn om ook een hedendaagse lezer ruim tweeduizend jaar later te laten verzuchten dat de mens nooit veranderd is.
Wat dat laatste betreft, kan meteen instemmend geknikt worden. De manier waarop Theophrastos zakelijk en zonder een duidelijk moreel oordeel (al is het wel aanwezig) verschillende figuren neerzet, roept meer dan eens een zucht van herkenning op. Toegegeven bepaalde facetten van het Atheense leven zijn intussen achterhaald, zo zullen bepaalde handelingen van “De boerenpummel” niet meteen herkenbaar zijn maar de achterliggende gedachte en attitude is dat zeker wel. Een mooi en herkenbaar(der) voorbeeld daarvan vormt “De betweter” die zowel het befaamde `mainsplaining` in de praktijk brengt (en zijn publiek waren vooral mannen) alsook altijd praatjes klaar heeft en je geen moment rust gunt.
Andere archetypes vormen onder meer “de pedankte kwast” (voor wie iedereen altijd klaar moet staan), “de kwezelaar” (heden ten dage noemen we zo iemand te bijgelovig om goed te zijn) en “de randfiguur” (die zich overal voor leent en zich voor niets schaamt). Bij deze beschrijvingen stoort het zelfs niet dat de voorbeelden vooral uit het oude Athene komen, zozeer weet Theophrastos hun karakter raak te omschrijven. Niet minder dan eenendertig verschillende types komen op die manier aan bod, waarbij ze in een nauwelijks een enkele pagina volledig in hun hemd gezet worden. Met recht en rede heeft van Dolen dan ook de toevoegingen tussen haakjes gezet want ook wie niet geschoold is in de klassieke Griekse geschriften merkt zo dat hier een andere stijl en opzet gehanteerd wordt die aan het werk afbreuk doet eerder dan dat het iets toevoegt. De weinige illustraties van Louis van Geijn dragen voor Nederlandse lezers ongetwijfeld nog iets bij (enkele koppen verwijzen duidelijk naar hedendaagse bekende Nederlanders) maar anderen zullen ze snel overslaan.
Wat de rol en het doel was van Theophrastos met Karakterschetsen blijft voer voor academici, de doorsnee lezer zal zich vooral kunnen amuseren met de korte, rake typeringen die vandaag de dag nog net zo goed gelden als toen ze oorspronkelijk geschreven worden. Op basis van zijn levensloop zal Theophrastos ongetwijfeld een gewaardeerd en belangrijk lid geweest zijn van de gemeenschap en het blijft vanuit onderzoeksoogpunt meer dan jammer dat zo weinig van zijn geschriften overgeleverd zijn maar met Karakterschetsen wordt gelukkig ook duidelijk dat zelfs de ernstigste onderzoekers/filosofen zich vrolijk konden maken over de wereld rondom hen en dat niet schroomden te boek te stellen.