De graphic novel is helemaal in als journalistiek medium. Ook onze eigen oorlogscorrespondent par excellence Rudi Vranckx verkent nu het genre. De Gierenclub is een verdienstelijk debuut.
In de ergste broeihaarden ter wereld vinden de oorlogsjournalisten elkaar steeds weer. Zo spreken ze onderling over de ‘gierenclub’, of de club van journalisten die hun brood verdienen met het verslaan van het ergste leed van anderen. Rudi Vranckx wilde in deze strip een aantal verhalen aan elkaar koppelen die hij, omwille van heel verschillende redenen, niet in zijn documentaires voor televisie kon stoppen,. Tegelijk wilde hij dat De Gierenclub een eerbetoon zou zijn aan zijn collega’s die de afgelopen jaren de dood vonden. Vranckx vertelde zijn verhalen aan de ervaren tekenaar Caryl Strzelecki (o.a. De kleuren van het getto), die vervolgens het stripverhaal verder uitwerkte. De gesprekken van Vranckx en Strzelecki worden als een soort raamvertelling gepresenteerd, waaraan dan telkens verhalen uit Egypte, Syrië of andere oorlogsgebieden gekoppeld worden.
Zowel wat de vertelstijl als de vormgeving van De Gierenclub betreft, doet het album ons sterk denken aan het werk van de Amerikaan Joe Sacco. Deze pionier van de journalistieke strip ligt overduidelijk aan de basis van De Gierenclub. Ook Vranckx presenteert zich als een observant die de rol van hoofdpersonage opneemt en via gesprekken de conflicten in beeld brengt. De uitgave van De Bezige Bij doet ook erg denken aan het werk van Sacco, wat een beetje jammer is. De Gierenclub heeft op zich meer dan voldoende verdiensten, zonder enkel op die link met Joe Sacco te moeten rekenen. Vranckx en Strzelecki slagen erin om de verhalen van Vranckx in treffende beelden te vatten en de teksten daaraan aan te passen. De wisselwerking tussen beeld en tekst biedt een meerwaarde ten opzichte van Vranckx’ boeken.
Met Caryl Strzelecki haalde Vranckx een ervaren rot in huis om zijn verhalen in beelden om te zetten. Strzelecki tekent als sinds de jaren ’80 stripverhalen voor heel diverse bladen. Pas in 2000 kreeg hij enige naambekendheid door de samenwerking met Herman Brusselmans voor De Koffer. Die samenwerking genereerde heel wat persbelangstelling. Daarna werd het opnieuw lange tijd stil, tot hij in 2011 De kleuren van het getto maakte, een graphic novel samen met Aline Sax. Hierop volgde dan De Gierenclub. Strzelecki is alleszins een verdienstelijk tekenaar. Hij gebruikt voor De Gierenclub een vrij ruwe stijl, met veel aandacht voor de gezichten van de personages uit de verhalen van Rudi Vranckx. Hierdoor blijft alles soms wat statisch, een opeenvolging van pratende hoofden. Anderzijds willen de auteurs duidelijk journalistiek bedrijven, en vraagt die ambitie niet om veel actie en sensatie in de beelden. In sommige passages lijkt de tekenaar de lichaamsverhoudingen te vergeten. Hierdoor is de tekenstijl over het geheel van het album niet echt consequent. Dit is toch wel jammer, want het zorgt voor een smet op een voor het overige verdienstelijk rapport.
De Gierenclub is zeker meer dan een BV die zijn naam aan een strip wil verbinden. Het bundelt pakkende verhalen van een ervaren journalist. Zoals Vranckx ook op televisie op een ontnuchterende manier verslag kan uitbrengen vanuit oorlogsgebieden, zo doet hij dat ook in De Gierenclub. Het tekenwerk is niet overal even geslaagd en geeft De Gierenclub op sommige plaatsen een ongewild amateuristisch karakter. Maar de eindconclusie is zeker en vast positief. De Gierenclub past in het voorbeeld van Joe Sacco, maar doet dat op een professionele manier.