Roger Donaldson is met titels als ‘Cocktail’, ‘No Way Out’ en recenter
’13 Days’ niet meteen mijn eerste
intrede in m’n lijstje van favoriete regisseurs, maar niemand zal
kunnen ontkennen dat de man zijn vak kent. Wat hij gedurende de
laatste twintig jaar op het scherm bracht, heeft niets
uitzonderlijks te bieden, niets dat we niet bij tientallen andere
regisseurs konden krijgen, maar het was professioneel in elkaar
gestoken – zijn films zijn net de Big Mac van de cinema. Erg
verfijnd is het niet en een uur nadat je hebt gegeten heb je alweer
honger, maar daarom smaakt het nog niet slecht.
‘The Recruit’ ligt in het verlengde van de politieke thrillers
die hij eerder maakte (vooral ‘No Way Out’), door een verhaal te
vertellen over die altijd fascinerende wereld van spionage en
contra-spionage, van verraad bovenop verraad, en van onmogelijke
complotten die geen enkel mens met een een greintje gezond verstand
ooit zou geloven. De liefhebbers weten dus waar naartoe.
Colin Farrell speelt James Clayton, een barman die bijklust als
computerhacker en tijdens zijn vrije uren probeert aan te tonen dat
zijn vader niét zomaar gestorven is in een vliegtuigongeval. Op een
avond wordt hij, in het café waar hij werkt, aangesproken door een
oudere heer, die beweert een rekruterend agent van het CIA te zijn.
Farrell krijgt een uitnodiging om mee te doen aan de nodige tests
om kans te maken op een leven van moord, intrige en geschudde
vodka-martini’s. Onder auspicen van deze oudere agent, Walter Burke
(Al Pacino), leert Clayton de knepen van het vak: àlles is een
test. Laat je niet pakken. En als je een vrouw wilt versieren in
een café, laat je dan verdomme door niets of niemand afleiden!
Gaandeweg ontwikkelt zich (wat had u gedacht) een vader-zoon
relatie tussen Pacino en Farrell, en wordt Farrell verliefd op een
niet onaantrekkelijke collega (Bridget Moynahan). Dat zijn dan de
regels van het spel – niet het spionagespel, maar het
spionagethriller-spel. Eens Farrell echter op eigen benen staat,
krijgt hij een opdracht uit te voeren waar hij niet bepaald happig
op is, en het gewicht van een leven als spion valt nu pas loodzwaar
op zijn schouders.
‘The Recruit’ kan accurater beschreven worden als een product
dan als een film. De bedoeling was hier duidelijk niet om grote
kunst te maken, maar wel om twee uur aan traditioneel entertainment
in elkaar te flansen, dat geen enkele aanspraak op originaliteit
maakt. Elk element van deze film lijkt wel te zijn samengesteld uit
andere prenten van hetzelfde genre. We krijgen de standaard
psychologische thriller-look, waarin gewerkt wordt met lange
steadicam-shots en blauwe tot grijze kleuren. Sinds Michael Mann
‘Heat’ maakte, kan ik me nauwelijks
nog een thriller herinneren waarin dat niét het geval was. En ook
het scenario is een opeenstapeling van volkomen vertrouwde
gegevens. De oudere, wijze agent die de jonge hond opleidt. De band
tussen beiden. De onvermijdelijke breuk. De problemen met het
vriendinnetje. Nog Spy Game, iemand? We mogen al blij zijn dat, in
tegenstelling tot ‘Spy Game’, de
plot van ‘The Recruit’ op z’n minst nog duidelijk te volgen is.
En toch is de eerste helft van deze film best onderhoudend. Het
is leuk om te zien hoe het conflict tussen de oude rot en de jeune
premier ook een leven gaat leiden buiten het verhaal – Pacino
beleeft er zichtbaar lol in om Farrell aan het werk te zien, met
zijn intense, fysieke acteerstijl, die zo lijkt op wat Pacino zelf
soms doet in andere films (denk maar aan de vrolijke manier waarop
hij over de top ging in ‘The Devil’s Advocate’). Wat Farrell doet,
is niet altijd even subtiel, maar hij slaagt er wél in om je bij
het verhaal te betrekken, én hij roept aangename herinneringen op
aan de energieke, opgefokte Pacino die we ons herinneren uit pakweg
‘Scarface’. Liever dat dan Pacino
zelf, in dit geval – de oudere acteur staat er een beetje kleurloos
bij, rustig brommend op automatische piloot.
De trainingstechnieken die het CIA er volgens ‘The Recruit’ op
nahoudt, zijn in feite weinig geloofwaardig, maar entertainend zijn
ze wél. Mijn favoriet was een gesimuleerde inbraak waarbij de
rekruten afluisterapparatuur moesten aanbrengen in een speciaal
opgetrokken woning. Dat soort van scènes zijn crowd pleasers – het
publiek wil dat soort van dingen zien, dus krijgen ze dat. Je kunt
moeilijk van een film als dit verwachten dat ze een uur gaan
verspillen zonder dat er minstens iemand uit een raam springt
zonder het eerst open te zetten.
Het is pas tijdens de tweede helft dat ‘The Recruit’ finaal in
elkaar zakt, door er een verradersplotje tegenaan te kwakken dat
werkelijk geen moment overtuigt. De rol van Pacino wordt vanaf dat
moment herleidt tot die van Verteller, die Farrell op de hoogte
brengt van de intrige en vervolgens weer verdwijnt om hem zijn werk
te laten doen. Dan, wanneer Farrell op een dood spoor is geraakt,
krijgen we hem opnieuw te zien. En zo gaat dat voort, tot we ten
slotte een einde te slikken krijgen dat de meer ervaren filmgangers
onder ons al lang op voorhand geraden hadden, én dat een schandalig
slecht geschreven monoloog van Pacino vereist. Geef die man een
oscar omdat hij die geforceerde draak van een speech uit z’n mond
heeft kunnen krijgen!
Een vermakelijke eerste helft, een aangenaam intense Colin
Farrell – zou de man misschien betaald worden per vergoten
zweetdruppel? – en een ongelooflijk teleurstellende tweede helft
moeten dan maar samen goed zijn voor twee kopjes. Voor u nog gaat
denken dat ik helemaal m’n geloof in de mensheid verloren heb. Als
ik het soort mens zou zijn dat uitspraken doet over het doelpubliek
van films, zou ik zeggen: alleen voor liefhebbers van het genre. En
dan kunt u nòg rustig wachten op de dvd.
http://touchstonepictures.go.com/recruit/