De Britse regisseur Guy Ritchie, debuteerde in 1998 met Lock, Stock and Two Smoking Barrels, een vreselijke prent die de hippe stijl overnam van Trainspotting en daar een pastiche van maakte die tot het uiterste gedreven werd, allemaal om te verhullen dat de film in kwestie niks te bieden had. Ritchie bouwde vervolgens zijn hele loopbaan op dat soort abominabele cinema, waardoor de wereld helaas ‘verblijd’ werd met ondingen zoals Snatch, Revolver en The Man From U.N.C.L.E. In het licht daarvan is The Gentlemen veruit het beste wat Guy Ritchie ooit gedraaid heeft, al ligt dat niet zozeer aan hem. Ze zijn er immers nog steeds: de zelfingenomen grapjes, de ongeïnspireerde regie en de ergerlijk frenetieke postmoderne stijl … maar dit keer heeft de regisseur een cast ter beschikking die met zoveel overgave de onzin brengt, dat er warempel een en ander te genieten valt.
Alles begint nochtans op de slechtst mogelijke manier: Hugh Grant – voor de gelegenheid met donkere zonnebril en een baard – stapt binnen in het huis van gangster Charlie Hunnam en stelt hem voor even te luisteren naar zijn zelfgeschreven script. ‘We doen dit niet digitaal’ zegt Grant. ‘Analoog, in wat wij filmmensen anamorphic noemen … het 2:35 formaat’. Het is ietwat pervers om een heraut van de slechte cinema als Ritchie dit soort zelfverheerlijkende lofzang op film te horen evoceren en het eindigt daar niet: er zijn verwijzingen naar Coppola’s The Conversation en we krijgen zelfs Ritchies eigen – saaie – versie van de beroemde scène uit Pulp Fiction waarin John Travolta en Samuel L. Jackson jonge drugsdealers bezoeken die een koffertje stalen van de baas.
The Gentlemen is dan ook helemaal opgebouwd als een filmisch binnenpretje: het script van Grant – eigenlijk een inhalige onderzoeksjournalist – is eigenlijk het script van de film waar we naar kijken. Daarin wordt uit de doeken gedaan hoe Grant onderzoek voerde naar Hunnams baas, de ongekroonde drugkoning van Engeland: Mickey Pearson (Matthew McConaughey). Tenzij de misdadigers 20 miljoen ophoesten, gaat alles naar de pers en uit het draaiboek blijkt dat het hele verhaal gestoffeerd is met alle mogelijke bewijs.
Niets van al die kunstgrepen (waar Grant informatie mist dikt hij de zaken aan, waardoor de film regelmatig even teruggedraaid wordt) genereert enige spanning of amusement – of toch, de manier waarop een onfortuinlijke jongeman aan zijn einde komt voordat hij informatie kan verstrekken over een overval op een van McConaugheys drugslaboratoria, is best grappig. Verder is het allemaal herkauwen van ander en beter werk en zelfs de alternatieve vertelstructuur is ondertussen een vermoeiend cliché geworden dat tot in den treure toe misbruikt wordt door slechte cineasten.
Dat The Gentlemen toch met kop en schouders uitsteekt boven de rommel die Guy Ritchie meestal op ons loslaat, heeft zoals gezegd maar met één enkel element te maken: het talent van zijn acteursensemble. Hugh Grant leeft zich duidelijk heel erg uit in een rol die helemaal ingaat tegen zijn vroegere status als onhandige romantische held en ook Matthew McConaughey is goed op dreef als de Amerikaanse wiethandelaar die zich de maniertjes en idealen van de Britse bourgeoisie heeft eigen gemaakt. Charlie Hunnam – met onberispelijk gilet – speelt een van de leukste rollen uit zijn carrière als de rechterhand van de misdaadkoning, een man die zelfs in de meest pijnlijke momenten zijn rustige onverstoorbaarheid niet verliest. De meest geestige vertolking komt echter van een schier onherkenbare Colin Farrell als een plaatselijke sportcoach die betrokken raakt bij de wijdvertakte intrige en die onder zijn stoïcijnse uiterlijk een bijzonder explosieve assertiviteit verbergt.