Open stad was in 2012 de internationale literaire revelatie, met Elke dag is voor de dief vertaalt De Bezige Bij nu ook Teju Coles eerste boek, dat al dateert uit 2007. Dunner in snit, voelt dat vooral aan als een ernstige vingeroefening. Alle kenmerken die van die doorbraak zo’n sensatie maakten zijn in deze novelle al aanwezig.
Dat Open stad zo’n impact had, was niet meer dan terecht. Met een volstrekt originele roman liet Cole zich opmerken als een nieuwe, eigen stem in de Angelsaksische literatuur; één die moeiteloos de brug tussen de Nigeriaanse cultuur van zijn kindertijd en de Amerikaanse van zijn opgroeien sloeg. In een boek dat bestond uit lange omzwervingen door New York (en Brussel) en gesprekken met wildvreemden, pendelde hij van opera naar John Brewster, van Palestina naar Afrika, zonder enige vorm van tegenspraak of gewrongenheid te creëren. Cole is een observator die registreert, en daarbij hoogst originele verbanden legt of gedachtesprongen maakt.
Zo ook in Elke dag is voor de dief — naar een Nigeriaans spreekwoord –, waarin een naamloze ik-verteller vanuit Amerika terug naar het Nigeria van zijn jeugd trekt. In zevenentwintig korte hoofdstukken, waarin Cole naar gewoonte met literaire en muzikale referenties — van Tomas Tranströmer tot Vijay Iyer — goochelt, krijgen we losse vignetten uit het leven in het Afrika van vandaag. Daarbij krijgen de herinneringen aan zijn jeugd daar vaak een centrale plaats. Net als in Open stad is ook deze hoofdrolspeler op zoek naar een link met zijn kindertijd die tot een ander continent, bijna een ander leven, lijkt te behoren.
Niet dat het niet allemaal dichtbij ligt. Een gruwelijke lynchpartij staat nog altijd op het netvlies gegrift. Tante zus moet bezocht worden, oud-lief zo ontvangt hem, maar de aanwezigheid van haar man maakt er een ongemakkelijke situatie van. Toch is het niet die schrijver – of zijn alter ego – , maar het land zelf dat zich tot hoofdpersonage ontpopt.
Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Elke dag is voor de dief een portret van een Nigeria dat zich op een kruispunt bevindt. Na jaren geslotenheid heeft het land zich wat geopend en komt de economie op gang. En terwijl hij het registreert, kantelt de gemoedsgesteldheid van de hoofdpersoon vrij bruusk. Een woede om de gelatenheid en het irreële bijgeloof van zijn landgenoten steekt de kop op om zich uiteindelijk ook fysiek te vertalen. Het is tijd dat hij terug naar zijn echte heimat trekt, want zelfs al bezweert hij familie en vrienden een terugkeer te hebben overwogen, hij weet ook dat dat geen goed idee is.
Het mag dan tot Open stad — wel degelijk ambitieuzer van opzet — hebben geduurd vooraleer Cole zijn publiek vond, aan niets is te merken dat Elke dag is voor de dief slechts de opmaat was. De stem, de toon en de stijl zijn er. Het is uitkijken naar Coles volgende boek.