Nee, een recensie hoeft niet altijd objectief te beginnen. Deze recensie begint met een loftrompet. Een loftrompet voor de reeks LJ Veen Klassiek. Ondertussen telt ze al ruim twintig mooie titels: belangrijke boeken, telkens in een goede vertaling én laag in prijs, mogelijk gemaakt onder de overkoepelende supervisie van Uitgeverij Atlas-Contact. Van een succesformule gesproken! Ook schrijvers die ten onrechte wat verwaarloosd werden komen er aan bod, zoals Joseph Roth (van wie een heleboel titels recent het licht zagen) en Stefan Zweig. Van de hand van deze laatste is de psychofilosofische pageturner Ongeduld, een lijvige roman over artsen en patiënten, en het verschil tussen medelijden en mededogen.
De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig geniet nu voornamelijk bekendheid door zijn fenomenale autobiografie De wereld van gisteren. Geboren in 1881 uit een welvarende joodse familie is Zweig geworteld in de bevoorrechte aristocratische wereld van de negentiende eeuw. De eerste hoofdstukken van zijn autobiografie handelen op de meest tot de verbeelding sprekende wijze over het fin de siècle in Wenen, zijn thuisstad. Als Zweig in 1942 zelfmoord pleegt, is dat omdat hij dit “oude Europa” in vlammen heeft zien opgaan tijdens de twee oorlogen die zijn leven en uiteindelijk ook zijn dood tekenden. Als doorgedreven verlichtingsdenker en pacifist kon hij de gruwelen van de nazi’s niet aanschouwen. Hierbij dient ook opgemerkt dat Zweig leed aan zware depressies. Zijn wanhoopsdaad was dus niet louter symbolisch, het was ook een gevolg van ziekte. Uiteraard behoeft een depressieve episode ook een rechtstreekse aanleiding, en wat dat betreft mogen de nazi’s ongetwijfeld als verantwoordelijken met de vinger worden gewezen.
Over ziekte gaat het ook in Ongeduld. De jonge luitenant Toni Hofmiller bevindt zich op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in een slaperig dorpje aan de Oostenrijks-Hongaarse grens. De gelijkenis met de setting in Joseph Roths roman Radetzkymars is opvallend, hoewel de verhandeling totaal verschillend is. Hofmiller komt in contact met de rijke familie Kekesfalva, waar zijn meevoelende ziel verpletterd wordt door het (verbeelde) lijden van een kreupel meisje. Dit gevoel is volslagen nieuw voor hem, en ook de idee dat hij voor deze persoon iets kan betekenen, dat zijn bestaan hierdoor meer zin krijgt, vervult hem met geestdrift. Al snel echter sluipt het besef binnen dat zijn helpend gedrag ook een stuk onvrijheid impliceert, zeker als hij “de prooi wordt van de ongewenste begeerte van een ander”.
Deze psychologische evolutie vormt de kern van een meesterlijk vertelde roman, waarin een boeiend tijdsbeeld naar voren komt (de laatste dagen van het “K und K” van Frans Jozef ) en een rits onvergetelijke personages. Tegelijk is het een prachtig boek over de relatie tussen arts en patiënt en de verwachtingen van beiden of over het zien van de zieke achter de ziekte. Het gaat overigens ook over ziekte en gezondheid in het algemeen. Doorspekt met scherpe inzichten in de menselijke natuur is het lezen van Ongeduld een verfijnd plezier. Hoewel Zweig in de eerste instantie een absolute rasschrijver is waarbij de vaart in het boek, de sfeerschepping en timing perfect zitten, kan de lezer zich nooit ontdoen van de intellectuele en wereldwijze bagage van de man, die werkelijk elke pagina boven haar anekdotische waarde uittilt en steeds extra gewicht in de schaal werpt — en dat bij een roman die op zich al een verdienstelijke soortelijke massa heeft. In een helder nawoord van vertaalster Janneke van der Meulen wordt overigens dieper ingegaan op de Zweig die dit boek schreef en op hoe de plot tegenover de persoon moet worden geplaatst. Een toemaatje waardoor de roman nog langer in gedachten blijft echoën. Ja, Ongeduld is “klassieke” romankunst in het genre “klassiek” dat niet ongelezen in een boekenkast thuishoort, maar opengeslagen op de salontafel hoort te liggen, of nog beter, opengeslagen in de palmen van een begeesterd paar handen. Een boek om minstens één keer in het leven te lezen. U leest dat goed: de nadruk ligt op minstens.